'Broeders' in de Bijbel
En Isai zeide tot zijn zoon David: Neem toch voor uw broeders een efa van dit geroost koren, en deze tien broden, en breng ze ter loops in het leger tot uw broederen.
En hij zeide: Laat mij toch gaan; want ons geslacht heeft een offer in de stad, en mijn broeder heeft het mij zelfs geboden; heb ik nu genade in uw ogen gevonden, laat mij toch ontslagen zijn, dat ik mijn broeders zie; hierom is hij aan des konings tafel niet gekomen.
Toen ging David van daar, en ontkwam in de spelonk van Adullam. En zijn broeders hoorden het, en het ganse huis zijns vaders, en kwamen derwaarts tot hem af.
Maar David zeide: Alzo zult gij niet doen, mijn broeders, met hetgeen ons de HEERE gegeven heeft, en Hij heeft ons bewaard, en heeft de bende, die tegen ons kwam, in onze hand gegeven.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Mattheüs (17)
- Markus (8)
- Lukas (12)
- Johannes (5)
- Handelingen (40)
- Romeinen (12)
- 1 Corinthiërs (25)
- 2 Corinthiër (8)
- Galaten (10)
- Efeziërs (1)
- Filippenzen (7)
- Colossenzen (1)
- 1 Thessalonicenzen (15)
- 2 Thessalonicenzen (7)
- 1 Timotheüs (2)
- 2 Timotheüs (1)
- Hebreeën (5)
- Jakobus (15)
- 1 Petrus (1)
- 2 Petrus (1)
- 1 Johannes (4)
- 3 Johannes (2)
- Openbaring (1)