'Broeders' in de Bijbel
Want wij willen niet, broeders, dat gij onwetende zijt van onze verdrukking, die ons in Azie overkomen is, dat wij uitnemend zeer bezwaard zijn geweest boven onze macht, alzo dat wij zeer in twijfel waren, ook van het leven.
Voorts maken wij u bekend, broeders, de genade van God, die in de Gemeenten van Macedonie gegeven is.
Hetzij dan Titus, hij is mijn metgezel en medearbeider bij u; hetzij onze broeders, zij zijn afgezanten der Gemeenten, en een eer van Christus.
Maar ik heb deze broeders gezonden, opdat onze roem, dien wij over u hebben, niet zou ijdel gemaakt worden in dezen dele; opdat (gelijk ik gezegd heb) gij bereid moogt zijn;
Ik heb dan nodig geacht deze broeders te vermanen, dat zij eerst tot u zouden komen, en voorbereiden uw te voren aangedienden zegen; opdat die gereed zij, alzo als een zegen, en niet als een vrekheid.
Want mijn gebrek hebben de broeders vervuld, die van Macedonie kwamen; en ik heb mijzelven in alles gehouden zonder u te bezwaren, en zal mij nog alzo houden.
In het reizen menigmaal in gevaren van rivieren, in gevaren van moordenaars, in gevaren van mijn geslacht, in gevaren van de heidenen, in gevaren in de stad, in gevaren in de woestijn, in gevaren op de zee, in gevaren onder de valse broeders;
Voorts, broeders, zijt blijde, wordt volmaakt, zijt getroost, zijt eensgezind, leeft in vrede; en de God der liefde en des vredes zal met u zijn.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Mattheüs (17)
- Markus (8)
- Lukas (12)
- Johannes (5)
- Handelingen (40)
- Romeinen (12)
- 1 Corinthiërs (25)
- 2 Corinthiër (8)
- Galaten (10)
- Efeziërs (1)
- Filippenzen (7)
- Colossenzen (1)
- 1 Thessalonicenzen (15)
- 2 Thessalonicenzen (7)
- 1 Timotheüs (2)
- 2 Timotheüs (1)
- Hebreeën (5)
- Jakobus (15)
- 1 Petrus (1)
- 2 Petrus (1)
- 1 Johannes (4)
- 3 Johannes (2)
- Openbaring (1)