'Drek' in de Bijbel
Maar het vlees des vars, en zijn vel, en zijn drek, zult gij met vuur verbranden, buiten het leger; het is een zondoffer.
Dat ook het hecht achter het lemmer inging, en het vet om het lemmer toesloot (want hij trok het zwaard niet uit zijn buik), en de drek uitging.
Hij verheft den geringe uit het stof, en den nooddruftige verhoogt Hij uit den drek, om te doen zitten bij de vorsten, dat Hij hen den stoel der ere doe beerven; want de grondvesten des aardrijks zijn des HEEREN, en Hij heeft de wereld daarop gezet.
Daarom, zie, Ik zal kwaad over het huis van Jerobeam brengen, en van Jerobeam uitroeien, wat mannelijk is, den beslotene en verlatene in Israel; en Ik zal de nakomelingen van het huis van Jerobeam wegdoen, gelijk de drek weggedaan wordt, totdat het ganselijk vergaan zij.
Maar Rabsake zeide tot hen: Heeft mijn heer mij tot uw heer en tot u gezonden, om deze woorden te spreken? Is het niet tot de mannen, die op den muur zitten, dat zij met ulieden hun drek eten, en hun water drinken zullen?
Zal hij, gelijk zijn drek, in eeuwigheid vergaan; die hem gezien hadden, zullen zeggen: Waar is hij?
Die verdelgd zijn te Endor; zij zijn geworden tot drek der aarde.
Die den geringe uit het stof opricht, en den nooddruftige uit den drek verhoogt;
Een geslacht, dat rein in zijn ogen is, en van zijn drek niet gewassen is;
Als de Heere zal afgewassen hebben den drek der dochteren van Sion, en de bloedschulden van Jeruzalem zal verdreven hebben uit derzelver midden, door den Geest des oordeels, en door den Geest der uitbranding.
Daarom is de toorn des HEEREN ontstoken tegen Zijn volk, en Hij heeft tegen hetzelve Zijn hand uitgestrekt, en Hij heeft het geslagen, zodat de bergen hebben gebeefd, en hun dode lichamen zijn geworden als drek in het midden der straten. Om dit alles keert zich Zijn toorn niet af, maar Zijn hand is nog uitgestrekt.
Want alle tafels zijn vol van uitspuwsel en van drek, zodat er geen plaats schoon is.
Maar Rabsake zeide: Heeft mijn heer mij tot uw heer en tot u gezonden, om deze woorden te spreken? Is het niet tot de mannen, die op den muur zitten, dat zij met ulieden hun drek eten, en hun water drinken zullen?
He. Die lekkernijen aten, versmachten nu op de straten; die in karmozijn opgetrokken zijn, omhelzen den drek.
En gij zult een gerstekoek eten, en dien zult gij met drek van des mensen afgang bakken voor hun ogen.
En Ik zal de mensen bang maken, dat zij zullen gaan als de blinden; want zij hebben tegen den HEERE gezondigd; en hun bloed zal vergoten worden als stof, en hun vlees zal worden als drek.
Ziet, Ik zal u het zaad verderven; en Ik zal drek op uw aangezichten strooien, den drek uwer feesten, zodat men u met denzelven wegnemen zal.
Ja, gewisselijk, ik acht ook alle dingen schade te zijn, om de uitnemendheid der kennis van Christus Jezus, mijn Heere; om Wiens wil ik al die dingen schade gerekend heb, en acht die drek te zijn, opdat ik Christus moge gewinnen.