'Drie' in de Bijbel
De kinderen van Kirjath-Arim, Cefira en Beeroth, zevenhonderd drie en veertig.
De priesters. De kinderen van Jedaja, van het huis van Jesua, negenhonderd drie en zeventig.
Met drie rijen van groten steen, en een rij van nieuw hout; en de onkosten zullen uit des konings huis gegeven worden.
En ik vergaderde hen aan de rivier, gaande naar Ahava, en wij legerden ons aldaar drie dagen; toen lette ik op het volk en de priesteren, en vond aldaar geen van de kinderen van Levi.
En wij kwamen te Jeruzalem; en wij bleven aldaar drie dagen.
En al wie niet kwam in drie dagen, naar den raad der vorsten en der oudsten, al zijn have zou verbannen zijn; en hij zelf zou afgezonderd wezen van de gemeente der weggevoerden.
Toen verzamelden zich alle mannen van Juda en Benjamin te Jeruzalem in drie dagen; het was de negende maand op den twintigsten in de maand; en al het volk zat op de straat van Gods huis, sidderende om deze zaak, en vanwege de plasregenen.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (19)
- Exodus (24)
- Leviticus (5)
- Numberi (22)
- Deuteronomium (7)
- Jozua (11)
- Richteren (10)
- 1 Samuël (17)
- 2 Samuël (17)
- 1 Koningen (14)
- 2 Koningen (13)
- 1 Kronieken (29)
- 2 Kronieken (19)
- Ezra (13)
- Nehemia (5)
- Esther (2)
- Job (9)
- Spreuken (4)
- Jesaja (3)
- Jeremia (5)
- Ezechiël (15)
- Daniël (13)
- Amos (11)
- Jona (2)
- Zacharia (1)