'Drie' in de Bijbel
De kinderen van Juda zijn: Er, en Onan, en Sela; drie zijn er hem geboren van de dochter van Sua, de Kanaanietische; en Er, de eerstgeborene van Juda, was kwaad in de ogen des HEEREN; daarom doodde Hij hem.
En hun zusters waren Zeruja en Abigail. De kinderen nu van Zeruja waren Abisai, en Joab, en Asa-El drie.
Segub nu gewon Jair; en hij had drie en twintig steden in het land van Gilead.
Zes zijn hem te Hebron geboren; want hij regeerde daar zeven jaren en zes maanden; en drie en dertig jaren regeerde hij te Jeruzalem.
En de kinderen van Nearja waren Eljoenai, en Hizkia, en Azrikam; drie.
De kinderen van Benjamin waren Bela, en Becher, en Jediael; drie.
Alzo stierf Saul en zijn drie zonen; ook zijn ganse huis is tegelijk gestorven.
En na hem was Eleazar, de zoon van Dodo, de Ahohiet; hij was onder die drie helden.
En drie uit de dertig hoofden togen af naar den rotssteen tot David in de spelonk van Adullam; en het leger der Filistijnen had zich gelegerd in het dal Refaim.
Toen braken die drie door het leger der Filistijnen, en putten water uit Bethlehems bornput, die onder de poort is, en zij droegen het en brachten het tot David. Doch David wilde het niet drinken, maar hij goot het uit voor den HEERE;
En hij zeide: Dat late mijn God verre van mij zijn, van zulks te doen! Zou ik het bloed dezer mannen drinken? Met gevaar huns levens, ja, met gevaar huns levens hebben zij dat gebracht. En hij wilde het niet drinken. Dit deden de drie helden.
Abisai nu, de broeder van Joab, was ook het hoofd van drie; en hij, verheffende zijn spies tegen driehonderd, versloeg hen; alzo had hij een naam onder die drie.
Uit die drie was hij geeerd boven de twee; daarom werd hij hun tot een overste; maar hij kwam tot aan de eerste drie niet.
Deze dingen deed Benaja, de zoon van Jojada; dies had hij een naam onder die drie helden.
Ziet, hij was de heerlijkste van die dertig; nochtans kwam hij tot aan de drie niet. En David stelde hem over zijn trawanten.
En Jehojada was overste der Aaronieten; en met hem waren er drie duizend en zevenhonderd.
En van de kinderen van Benjamin, de broederen van Saul, drie duizend; want tot nog toe waren er velen van hen, die het met het huis van Saul hielden;
En zij waren daar bij David drie dagen lang, etende en drinkende; want hun broeders hadden voor hen wat toebereid.
Alzo bleef de ark Gods bij het huisgezin van Obed-Edom, in zijn huis, drie maanden; en de HEERE zegende het huis van Obed-Edom, en alles, wat hij had.
Ga heen, en spreek tot David, zeggende: Aldus zegt de HEERE: Drie dingen leg Ik u voor; kies u een uit die, dat Ik u doe.
Of drie jaren honger, of drie maanden verteerd te worden voor het aangezicht uwer wederpartij, en dat het zwaard uwer vijanden u achterhale; of drie dagen het zwaard des HEEREN, dat is, de pestilentie in het land, en een verdervenden engel des HEEREN in al de landpalen van Israel? Zo zie nu toe, wat antwoord ik Dien zal wedergeven, Die mij gezonden heeft.
De kinderen van Ladan waren dezen: Jehiel, het hoofd, en Zetham, en Joel; drie.
De kinderen van Simei waren Selomith, en Haziel, en Haran, drie; dezen waren de hoofden der vaderen van Ladan.
De kinderen van Musi waren Maheli, en Eder, en Jeremoth; drie.
Het drie en twintigste voor Delaja, het vier en twintigste voor Maazja.
Deze allen waren kinderen van Heman, den ziener des konings, in de woorden Gods, om den hoorn te verheffen; want God had Heman veertien zonen gegeven, en drie dochters.
Het drie en twintigste voor Mahazioth; zijn zonen en zijn broederen, twaalf.
Drie duizend talenten gouds, van het goud van Ofir, en zeven duizend talenten gelouterd zilver, om de wanden der huizen te overtrekken;
De dagen nu, die hij geregeerd heeft over Israel, zijn veertig jaren; te Hebron regeerde hij zeven jaren, en te Jeruzalem regeerde hij drie en dertig.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (19)
- Exodus (24)
- Leviticus (5)
- Numberi (22)
- Deuteronomium (7)
- Jozua (11)
- Richteren (10)
- 1 Samuël (17)
- 2 Samuël (17)
- 1 Koningen (14)
- 2 Koningen (13)
- 1 Kronieken (29)
- 2 Kronieken (19)
- Ezra (13)
- Nehemia (5)
- Esther (2)
- Job (9)
- Spreuken (4)
- Jesaja (3)
- Jeremia (5)
- Ezechiël (15)
- Daniël (13)
- Amos (11)
- Jona (2)
- Zacharia (1)