'Duizend' in de Bijbel
Van de kinderen van Ruben, en van de Gadieten, en van den halven stam van Manasse, van de strijdbaarste mannen, schild en zwaard dragende, en den boog spannende, en ervaren in den krijg, waren vier en veertig duizend zevenhonderd en zestig, uitgaande in het heir.
En zij voerden hun vee gevankelijk weg; van hun kemelen vijftig duizend, en tweehonderd en vijftig duizend schapen, en twee duizend ezelen, en honderd duizend zielen der mensen.
De kinderen van Thola nu waren Uzzi, en Refaja, en Jeriel, en Jachmai, en Jibsam, en Samuel; hoofden van de huizen hunner vaderen, van Thola, kloeke helden in hun geslachten; hun getal was in de dagen van David twee en twintig duizend en zeshonderd.
En met hen naar hun geslachten, naar hun vaderlijke huizen, waren de hopen des krijgsheirs zes en dertig duizend; want zij hadden vele vrouwen en kinderen.
En hun broeders, in alle huisgezinnen van Issaschar, kloeke helden, waren zeven en tachtig duizend, al dezelve in geslachtsregisters gesteld zijnde.
En de kinderen van Bela waren Ezbon, en Uzzi, en Uzziel, en Jerimoth, en Iri; vijf hoofden in de huizen der vaderen, kloeke helden; die, in geslachtsregisters gesteld zijnde, waren twee en twintig duizend en vier en dertig.
Dezen nu in geslachtsregisters gesteld zijnde, naar hun geslachten, hoofden der huizen hunner vaderen, kloeke helden, waren twintig duizend en tweehonderd.
Alle dezen waren kinderen van Jediael, tot hoofden der vaderen, kloeke helden, zeventien duizend en tweehonderd, uitgaande in het heir ten strijde.
Deze allen waren kinderen van Aser, hoofden der vaderlijke huizen, uitgelezene kloeke helden, hoofden der vorsten; en zij werden in geslachtsregisters geteld ten heire in den krijg; hun getal was zes en twintig duizend mannen.
Daartoe hun broeders, hoofden in de huizen hunner vaderen, duizend zevenhonderd en zestig, kloeke helden aan het werk van den dienst van het huis Gods.
Dezen waren van de kinderen van Gad, hoofden des heirs; een van de kleinsten was over honderd, en de grootste over duizend.
Van de kinderen van Juda, die rondassen en spiesen droegen, waren zes duizend en achthonderd toegerust ten heire;
Van de kinderen van Simeon, kloeke helden ten heire, zeven duizend en honderd;
Van de kinderen van Levi, vier duizend en zeshonderd;
En Jehojada was overste der Aaronieten; en met hem waren er drie duizend en zevenhonderd.
En van de kinderen van Benjamin, de broederen van Saul, drie duizend; want tot nog toe waren er velen van hen, die het met het huis van Saul hielden;
En van de kinderen van Efraim, twintig duizend en achthonderd, kloeke helden, mannen van naam in het huis hunner vaderen;
En van den halven stam van Manasse achttien duizend, die met namen uitgedrukt zijn, dat zij kwamen, om David koning te maken;
Uit Zebulon, uitgaande in het heir, toegerust ten strijde met alle krijgswapenen, vijftig duizend; en om een slagorde te houden met een onwankelbaar hart;
En uit Nafthali, duizend oversten, en bij hen met rondas en spies, zeven en dertig duizend.
En uit de Danieten, ten strijde toegerust, acht en twintig duizend en zeshonderd;
En uit Aser, uitgaande in het heir, om krijgsorde te houden, waren veertig duizend;
En David nam hem duizend wagens af, en zeven duizend ruiters, en twintig duizend man te voet; en David ontzenuwde al de wagen paarden; doch hij behield honderd wagens daarvan over.
En de Syriers van Damaskus kwamen, om Hadar-ezer, den koning van Zoba, te helpen; maar David sloeg van de Syriers twee en twintig duizend man.
Ook sloeg Abisai, de zoon van Zeruja, de Edomieten in het Zoutdal, achttien duizend.
Toen de kinderen Ammons zagen, dat zij zich stinkende gemaakt hadden bij David, zo zond Hanun en de kinderen Ammons duizend talenten zilvers, om zich wagenen en ruiters te huren uit Mesopotamie, en uit Syrie-Maacha, en uit Zoba;
Zodat zij zich huurden twee en dertig duizend wagenen; en de koning van Maacha en zijn volk kwamen en legerden zich voor Medeba; ook vergaderden de kinderen Ammons uit hun steden, en zij kwamen ten strijde.
Doch de Syriers vloden voor het aangezicht van Israel, en David versloeg van de Syriers zeven duizend wagenen, en veertig duizend mannen te voet; daartoe doodde hij Sofach, den krijgsoverste.
En Joab gaf David de som van het gestelde volk; en gans Israel was elfhonderd duizend man, die het zwaard uittrokken, en Juda vierhonderd duizend, en zeventig duizend man, die het zwaard uittrokken.
De HEERE dan gaf pestilentie in Israel; en er vielen van Israel zeventig duizend man.
Zie daar, ik heb in mijn verdrukking voor het huis des HEEREN bereid honderd duizend talenten gouds, en duizend maal duizend talenten zilvers; en des kopers en des ijzers is geen gewicht, want het is er in menigte; ik heb ook hout en stenen bereid; doe gij er nog meer bij.
En de Levieten werden geteld, van dertig jaren af en daarboven; en hun getal was, naar hun hoofden, aan mannen, acht en dertig duizend.
Uit dezen waren er vier en twintig duizend om het werk van het huis des HEEREN aan te drijven; en zes duizend ambtlieden en rechters;
En vier duizend poortiers, en vier duizend lofzangers des HEEREN, met instrumenten, die ik gemaakt heb, zeide David, om lof te zingen.
Van de Hebronieten was Hasabja, en zijn broeders, kloeke mannen, duizend en zevenhonderd, over de ambten van Israel op deze zijde van de Jordaan tegen het westen, over al het werk des HEEREN, en tot den dienst des konings.
En zijn broeders waren kloeke lieden, twee duizend en zevenhonderd hoofden der vaderen; en de koning David stelde hen over de Rubenieten, en Gadieten, en den halven stam der Manassieten, tot alle zaken Gods en de zaken des konings.
Dit nu zijn de kinderen Israels naar hun getal, de hoofden der vaderen, en de oversten der duizenden en der honderden, met hun ambtlieden, den koning dienende in alle zaken der verdelingen, aangaande en afgaande van maand tot maand in al de maanden des jaars; elke verdeling was vier en twintig duizend.
Over de eerste verdeling in de eerste maand was Jasobam, de zoon van Zabdiel; en in zijn verdeling waren er vier en twintig duizend.
En over de verdeling in de tweede maand was Dodai, de Ahohiet, en over zijn verdeling was Mikloth ook voorganger; in zijn verdeling waren er ook vier en twintig duizend.
De derde overste des heirs in de derde maand was Benaja, de zoon van Jojada, den opperambtman; die was het hoofd; in zijn verdeling waren er ook vier en twintig duizend.
De vierde, in de vierde maand, was Asahel, de broeder van Joab, en na hem Zebadja, zijn zoon; in zijn verdeling waren er ook vier en twintig duizend.
De vijfde, in de vijfde maand, was Samhuth, de Jizrahiet, de overste; in zijn verdeling waren er ook vier en twintig duizend.
De zesde, in de zesde maand, was Ira, de zoon van Ikkes, de Thekoiet; in zijn verdeling waren er ook vier en twintig duizend.
De zevende, in de zevende maand, was Helez, de Peloniet, uit de kinderen van Efraim; in zijn verdeling waren er ook vier en twintig duizend.
De achtste, in de achtste maand, was Sibbechai, de Husathiet, van de Zerahieten; in zijn verdeling waren er ook vier en twintig duizend.
De negende, in de negende maand, was Abiezer, de Anathothiet; van de Benjaminieten; in zijn verdeling waren er ook vier en twintig duizend.
De tiende, in de tiende maand, was Maharai, de Nethofathiet, van de Zerahieten; in zijn verdeling waren er ook vier en twintig duizend.
De elfde, in de elfde maand, was Benaja, de Pirhathoniet, van de kinderen van Efraim; in zijn verdeling waren er ook vier en twintig duizend.
De twaalfde, in de twaalfde maand, was Heldai, de Nethofathiet, van Othniel; in zijn verdeling waren er ook vier en twintig duizend.
Drie duizend talenten gouds, van het goud van Ofir, en zeven duizend talenten gelouterd zilver, om de wanden der huizen te overtrekken;
En zij gaven, tot den dienst van het huis Gods, vijf duizend talenten gouds, en tien duizend drachmen, en tien duizend talenten zilvers, en achttien duizend talenten kopers, en honderd duizend talenten ijzers.
En zij offerden den HEERE slachtofferen; ook offerden zij den HEERE brandofferen, des anderen morgens van dien dag, duizend varren, duizend rammen, duizend lammeren, met hun drankofferen; en slachtofferen in menigte, voor gans Israel.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (1)
- Exodus (6)
- Leviticus (1)
- Numberi (76)
- Deuteronomium (2)
- Jozua (8)
- Richteren (31)
- 1 Samuël (14)
- 2 Samuël (13)
- 1 Koningen (16)
- 2 Koningen (9)
- 1 Kronieken (52)
- 2 Kronieken (37)
- Ezra (18)
- Nehemia (17)
- Esther (2)
- Job (4)
- Psalmen (7)
- Prediker (2)
- Hooglied (4)
- Jesaja (5)
- Jeremia (2)
- Ezechiël (22)
- Daniël (4)
- Amos (1)
- Jona (1)
Verwante onderwerpen
- Acht Duizend
- Dertigduizend En Meer
- Drie- Tot Negenhonderd Duizend
- Drieduizend En Meer
- Duizend Dieren
- Duizend Dingen
- Duizend Mensen
- Duizenden