'Gehoord' in de Bijbel
Als nu de drie vrienden van Job gehoord hadden al dit kwaad, dat over hem gekomen was, kwamen zij, ieder uit zijn plaats, Elifaz, de Themaniet, en Bildad, de Suhiet, en Zofar, de Naamathiet; en zij waren het eens geworden, dat zij kwamen om hem te beklagen, en om hem te vertroosten.
Ziet, dat alles heeft mijn oog gezien, mijn oor gehoord en verstaan.
Hebt gij den verborgen raad Gods gehoord, en hebt gij de wijsheid naar u getrokken?
Ik heb vele dergelijke dingen gehoord; gij allen zijt moeilijke vertroosters.
Ziet, dit zijn maar uiterste einden Zijner wegen; en wat een klein stukje der zaak hebben wij van Hem gehoord? Wie zou dan den donder Zijner mogendheden verstaan?
Het verderf en de dood zeggen: Haar gerucht hebben wij met onze oren gehoord.
Zeker, gij hebt gezegd voor mijn oren, en ik heb de stem der woorden gehoord;
Daarna brult Hij met de stem; Hij dondert met de stem Zijner hoogheid, en vertrekt die dingen niet, als Zijn stem zal gehoord worden.
Met het gehoor des oors heb ik U gehoord; maar nu ziet U mijn oog.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (7)
- Exodus (11)
- Leviticus (2)
- Numberi (5)
- Deuteronomium (7)
- Jozua (6)
- Richteren (1)
- Ruth (1)
- 1 Samuël (14)
- 2 Samuël (1)
- 1 Koningen (12)
- 2 Koningen (13)
- 1 Kronieken (1)
- 2 Kronieken (5)
- Ezra (1)
- Nehemia (10)
- Esther (1)
- Job (9)
- Psalmen (21)
- Spreuken (2)
- Prediker (2)
- Hooglied (1)
- Jesaja (23)
- Jeremia (52)
- Klaagliederen (2)
- Ezechiël (7)
- Daniël (4)
- Hosea (1)
- Obadja (1)
- Nahum (1)
- Habakuk (1)
- Zefanja (1)
- Zacharia (3)