'Geweest' in de Bijbel
Of wanneer een mens enig onrein ding zal aangeroerd hebben, hetzij het dode aas van een wild onrein gedierte, of het dode aas van onrein vee, of het dode aas van onrein kruipend gedierte; al is het voor hem verborgen geweest, nochtans is hij onrein en schuldig.
Of als hij zal aangeroerd hebben de onreinigheid van een mens, naar al zijn onreinigheid, waarmede hij onrein wordt; en het is voor hem verborgen geweest, en hij is het gewaar geworden, zo is hij schuldig.
Of als een mens zal gezworen hebben, onbedacht met zijn lippen uitsprekende, om kwaad te doen, of om goed te doen; naar al wat de mens in den eed onbedacht uitspreekt, en het is voor hem verborgen geweest, en hij zal het gewaar worden, zo is hij aan een van die schuldig.
Toen sprak Aaron tot Mozes: Zie, heden hebben zij hun zondoffer en hun brandoffer voor het aangezicht des HEEREN geofferd, en zulke dingen zijn mij wedervaren; en had ik heden het zondoffer gegeten, zou dat goed geweest zijn in de ogen des HEEREN?
Het vlees ook, als in deszelfs vel een zweer zal geweest zijn, zo het genezen is;
Of wanneer in het vel des vleses een vurige brand zal geweest zijn, en het gezonde van dien brand een witte roodachtige of witte blaar is;
Dat nog overgebleven zal zijn van die olie, die in de hand des priesters geweest is, zal hij doen op het hoofd desgenen, die te reinigen is; zo zal de priester over hem verzoening doen voor het aangezicht des HEEREN.
En al wie iets aanroert, dat onder hem zal geweest zijn, zal onrein zijn tot aan den avond; en die hetzelve draagt, zal zijn klederen wassen, en zich met water baden, en onrein zijn tot aan den avond.
Zelfs indien het op het leger geweest zal zijn, of op het tuig, waarop zij zat, als hij dat aanroerde, hij zal onrein zijn tot aan den avond.
Want de lieden dezes lands, die voor u geweest zijn, hebben al deze gruwelen gedaan; en het land is onrein geworden.
Daarom zult gij Mijn bevel onderhouden, dat gij niet doet van die gruwelijke inzettingen, die voor u zijn gedaan geweest, en u daarmede niet verontreinigt; Ik ben de HEERE, uw God!
De vreemdeling, die als vreemdeling bij u verkeert, zal onder u zijn als een inboorling van ulieden; gij zult hem liefhebben als uzelven; want gij zijt vreemdeling geweest in Egypteland; Ik ben de HEERE, uw God!
Want alle ziel, welken op dienzelven dag niet zal verootmoedigd zijn geweest, die zal uitgeroeid worden uit haar volken.
Als het land om hunnentwil zal verlaten zijn geweest, en aan zijn sabbatten een welgevallen gehad hebben, wanneer het om hunnentwil verwoest was, en zij aan de straf hunner ongerechtigheid een welgevallen zullen gehad hebben; daarom, en omdat zij Mijn rechten hadden verworpen, en hun ziel van Mijn inzettingen gewalgd had.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (33)
- Exodus (19)
- Leviticus (14)
- Numberi (10)
- Deuteronomium (19)
- Jozua (11)
- Richteren (3)
- Ruth (3)
- 1 Samuël (18)
- 2 Samuël (12)
- 1 Koningen (22)
- 2 Koningen (9)
- 1 Kronieken (6)
- 2 Kronieken (15)
- Ezra (4)
- Nehemia (5)
- Esther (1)
- Job (14)
- Psalmen (34)
- Spreuken (4)
- Prediker (12)
- Jesaja (23)
- Jeremia (21)
- Klaagliederen (5)
- Ezechiël (26)
- Daniël (5)
- Hosea (1)
- Joël (1)
- Obadja (1)
- Nahum (2)
- Zefanja (1)
- Zacharia (6)
- Maleachi (1)
- Mattheüs (15)
- Markus (6)
- Lukas (14)
- Johannes (13)
- Handelingen (12)
- Romeinen (15)
- 1 Corinthiërs (1)
- 2 Corinthiër (18)
- Galaten (4)
- Efeziërs (2)
- Filippenzen (3)
- Colossenzen (3)
- 1 Thessalonicenzen (7)
- 1 Timotheüs (3)
- 2 Timotheüs (1)
- Filémon (1)
- Hebreeën (14)
- Jakobus (5)
- 1 Petrus (2)
- 2 Petrus (4)
- 1 Johannes (1)
- 2 Johannes (1)
- 3 Johannes (1)
- Openbaring (5)