'Gezegd' in de Bijbel
Mensenkind, het zijn uw broederen, uw broederen, de mannen uwer maagschap, en het ganse huis Israels, ja, dat ganse, tot welke de inwoners van Jeruzalem gezegd hebben: Maakt u verre af van den HEERE, ditzelve land is ons tot een erfbezitting gegeven.
Mensenkind, heeft niet het huis Israels, het wederspannig huis, tot u gezegd: Wat doet gij?
Ziet, als die wand zal gevallen zijn, zal dan niet tot u gezegd worden: Waar is de pleistering, waarmede gij gepleisterd hebt?
En zeg tot de kinderen Ammons: Hoort des Heeren HEEREN woord: Alzo zegt de Heere HEERE: Omdat gij gezegd hebt: Heah! over Mijn heiligdom, als het ontheiligd werd, en over het land Israels, als het verwoest werd, en over het huis van Juda, als zij in gevangenis gingen;
Mensenkind! daarom dat Tyrus van Jeruzalem gezegd heeft: Heah! zij is verbroken, de poort der volken; zij is tot mij omgewend; ik zal vervuld worden, zij is verwoest!
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (30)
- Exodus (12)
- Leviticus (3)
- Numberi (9)
- Deuteronomium (4)
- Jozua (4)
- Richteren (4)
- Ruth (4)
- 1 Samuël (13)
- 2 Samuël (8)
- 1 Koningen (11)
- 2 Koningen (22)
- 1 Kronieken (6)
- 2 Kronieken (9)
- Ezra (1)
- Nehemia (4)
- Esther (2)
- Job (13)
- Psalmen (16)
- Jesaja (20)
- Jeremia (9)
- Klaagliederen (1)
- Ezechiël (5)
- Daniël (4)
- Hosea (1)
- Joël (1)
- Zefanja (1)
- Zacharia (2)