'Goud' in de Bijbel
Zij zijn begeerlijker dan goud, ja, dan veel fijn goud; en zoeter dan honig en honigzeem.
Want Gij komt hem voor met zegeningen van het goede; op zijn hoofd zet Gij een kroon van fijn goud.
Dochters van koningen zijn onder Uw kostelijke staatsdochteren; de Koningin staat aan Uw rechterhand, in het fijnste goud van Ofir.
Al laagt gijlieden tussen twee rijen van stenen, zo zult gij toch worden als vleugelen ener duive, overdekt met zilver, en welker vederen zijn met uitgegraven geluwen goud.
En hij zal leven; en men zal hem geven van het goud van Scheba, en men zal geduriglijk voor hem bidden; den gansen dag zal men hem zegenen.
En Hij voerde hen uit met zilver en goud; en onder hun stammen was niemand, die struikelde.
Hunlieder afgoden zijn zilver en goud, het werk van des mensen handen;
De wet Uws monds is mij beter, dan duizenden van goud of zilver.
Daarom heb ik Uw geboden lief, meer dan goud, ja, meer dan het fijnste goud.
De afgoden der heidenen zijn zilver en goud, een werk van mensenhanden.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (5)
- Exodus (53)
- Numberi (8)
- Deuteronomium (4)
- Jozua (3)
- 2 Samuël (3)
- 1 Koningen (26)
- 2 Koningen (8)
- 1 Kronieken (9)
- 2 Kronieken (30)
- Ezra (13)
- Nehemia (3)
- Esther (2)
- Job (12)
- Psalmen (10)
- Spreuken (9)
- Prediker (1)
- Hooglied (3)
- Jesaja (9)
- Jeremia (3)
- Klaagliederen (2)
- Ezechiël (7)
- Daniël (8)
- Hosea (2)
- Joël (1)
- Nahum (1)
- Habakuk (1)
- Zefanja (1)
- Zacharia (5)
- Maleachi (1)