'Heerlijkheid' in de Bijbel
Want gelijk als een gordel kleeft aan de lenden eens mans, alzo heb Ik het ganse huis Israels en het ganse huis van Juda aan Mij doen kleven, spreekt de HEERE, om Mij te zijn tot een volk, en tot een naam, en tot lof, en tot heerlijkheid; maar zij hebben niet gehoord.
Zeg tot den koning en tot de koningin: Vernedert u, zet u neder; want uw ganse hoofdsieraad, de kroon uwer heerlijkheid, is nedergedaald.
Hef uw ogen op, en zie, die daar van het noorden komen! waar is de kudde, die u gegeven was, de schapen uwer heerlijkheid?
Versmaad ons niet, om Uws Naams wil; werp den troon Uwer heerlijkheid niet neder; gedenk, vernietig niet Uw verbond met ons.
Een troon der heerlijkheid, een hoogheid van het eerste aan, is de plaats onzes heiligdoms.
Daal neder uit uw heerlijkheid, en woon in dorst, gij inwoneres, gij dochter van Dibon! want Moabs verstoorder is tegen u opgetogen, hij heeft uw vestingen verdorven.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (2)
- Exodus (11)
- Leviticus (2)
- Numberi (7)
- Deuteronomium (3)
- 1 Koningen (1)
- 1 Kronieken (5)
- 2 Kronieken (4)
- Nehemia (1)
- Esther (2)
- Job (2)
- Psalmen (26)
- Spreuken (5)
- Jesaja (36)
- Jeremia (6)
- Klaagliederen (1)
- Ezechiël (18)
- Daniël (4)
- Hosea (3)
- Amos (1)
- Micha (1)
- Nahum (1)
- Habakuk (3)
- Zacharia (4)
- Mattheüs (7)
- Markus (3)
- Lukas (10)
- Johannes (8)
- Handelingen (3)
- Romeinen (14)
- 1 Corinthiërs (6)
- 2 Corinthiër (12)
- Galaten (1)
- Efeziërs (8)
- Filippenzen (5)
- Colossenzen (3)
- 1 Thessalonicenzen (2)
- 2 Thessalonicenzen (2)
- 1 Timotheüs (3)
- 2 Timotheüs (2)
- Titus (1)
- Hebreeën (7)
- Jakobus (1)
- 1 Petrus (11)
- 2 Petrus (3)
- Judas (2)
- Openbaring (17)