'Kan' in de Bijbel
Die grote dingen doet, die men niet doorzoeken kan; wonderen, die men niet tellen kan;
Die grote dingen doet, die men niet doorzoeken kan; en wonderen, die men niet tellen kan.
Hij heeft mijn weg toegemuurd, dat ik niet doorgaan kan, en over mijn paden heeft Hij duisternis gesteld.
Het gesloten goud kan voor haar niet gegeven worden, en met zilver kan haar prijs niet worden opgewogen.
Zij kan niet geschat worden tegen fijn goud van Ofir, tegen den kostelijken Schoham, en den Saffier.
Men kan het goud of het kristal haar niet gelijk waarderen; ook is zij niet te verwisselen voor een kleinood van dicht goud.
Men kan de Topaas van Morenland haar niet gelijk waarderen; en bij het fijn louter goud kan zij niet geschat worden.
Hij vermorzelt de geweldigen, dat men het niet doorzoeken kan, en stelt anderen in hun plaats.
Kan men ook verstaan de uitbreidingen der wolken, en de krakingen Zijner hutte?
Wie kan de wolken met wijsheid tellen, en wie kan de flessen des hemels nederleggen?
En vergeet, dat de voet die drukken kan, en de dieren des velds die vertrappen kunnen?
Het een is zo na aan het andere, dat de wind daar niet kan tussen komen.
Ik weet, dat Gij alles vermoogt, en dat geen van Uw gedachten kan afgesneden worden.