138 Bijbelvers over Alwetende God

Meest relevante verzen

1 Corinthiërs 2:10-11

Doch God heeft het ons geopenbaard door Zijn Geest; want de Geest onderzoekt alle dingen, ook de diepten Gods. Want wie van de mensen weet, hetgeen des mensen is, dan de geest des mensen, die in hem is? Alzo weet ook niemand, hetgeen Gods is, dan de Geest Gods.

Jesaja 40:13-14

Wie heeft den Geest des HEEREN bestierd, en wie heeft Hem als Zijn raadsman onderwezen? Met wien heeft Hij raad gehouden, die Hem verstand zou geven, en Hem zou leren van het pad des rechts, en Hem wetenschap zou leren, en Hem zou bekend maken den weg des veelvoudigen verstands?

Job 21:22

Zal men God wetenschap leren, daar Hij de hogen richt?

Romeinen 11:33-34

O diepte des rijkdoms, beide der wijsheid en der kennis Gods, hoe ondoorzoekelijk zijn Zijn oordelen, en onnaspeurlijk Zijn wegen! Want wie heeft den zin des Heeren gekend? Of wie is Zijn raadsman geweest?

Mattheüs 10:30

En ook uw haren des hoofds zijn alle geteld.

Jesaja 40:26

Heft uw ogen op omhoog, en ziet, Wie deze dingen geschapen heeft; Die in getal hun heir voortbrengt; Die ze alle bij name roept, vanwege de grootheid Zijner krachten, en omdat Hij sterk van vermogen is; er wordt er niet een gemist.

Job 37:15-16

Weet gij, wanneer God over dezelve orde stelt, en het licht Zijner wolk laat schijnen? Hebt gij wetenschap van de opwegingen der dikke wolken; de wonderheden Desgenen, Die volmaakt is in wetenschappen?

2 Corinthiër 12:2-4

Ik ken een mens in Christus, voor veertien jaren (of het geschied zij in het lichaam, weet ik niet, of buiten het lichaam, weet ik niet, God weet het), dat de zodanige opgetrokken is geweest tot in den derden hemel; En ik ken een zodanig mens (of het in het lichaam, of buiten het lichaam geschied zij, weet ik niet, God weet het), Dat hij opgetrokken is geweest in het paradijs, en gehoord heeft onuitsprekelijke woorden, die het een mens niet geoorloofd is te spreken.

Job 24:23

Stelt hem God in gerustigheid, zo steunt hij daarop; nochtans zijn Zijn ogen op hun wegen.

Job 31:4

Ziet Hij niet mijn wegen, en telt Hij niet al mijn treden?

Psalmen 33:13-15

De HEERE schouwt uit den hemel, en ziet alle mensenkinderen. Hij ziet uit van Zijn vaste woonplaats op alle inwoners der aarde. Hij formeert hun aller hart; Hij let op al hun werken.

Psalmen 139:2-3

Gij weet mijn zitten en mijn opstaan; Gij verstaat van verre mijn gedachten. Gij omringt mijn gaan en mijn liggen; en Gij zijt al mijn wegen gewend.

Jeremia 23:24

Zou zich iemand in verborgene plaatsen kunnen verbergen, dat Ik hem niet zou zien? spreekt de HEERE; vervul Ik niet den hemel en de aarde? spreekt de HEERE.

Mattheüs 6:31-32

Daarom zijt niet bezorgd, zeggende: Wat zullen wij eten, of wat zullen wij drinken, of waarmede zullen wij ons kleden? Want al deze dingen zoeken de heidenen; want uw hemelse Vader weet, dat gij al deze dingen behoeft.

Lukas 12:29-30

En gijlieden, vraagt niet, wat gij eten, of wat gij drinken zult; en weest niet wankelmoedig. Want al deze dingen zoeken de volken der wereld; maar uw Vader weet, dat gij deze dingen behoeft.

Psalmen 44:20-21

Zo wij den Naam onzes Gods hadden vergeten, en onze handen tot een vreemden God uitgebreid. Zou God zulks niet onderzoeken? Want Hij weet de verborgenheden des harten.

Psalmen 139:1-2

Een psalm van David, voor den opperzangmeester. HEERE! Gij doorgrondt en kent mij. Gij weet mijn zitten en mijn opstaan; Gij verstaat van verre mijn gedachten.

Ezechiël 11:5

Zo viel dan de Geest des HEEREN op mij, en Hij zeide tot mij: Zeg: Zo zegt de HEERE: Alzo zegt gijlieden o huis Israels! want Ik weet elkeen der dingen, die in uw geest opklimmen.

Hebreeën 4:12-13

Want het Woord Gods is levend en krachtig, en scherpsnijdender dan enig tweesnijdend zwaard, en gaat door tot de verdeling der ziel, en des geestes, en der samenvoegselen, en des mergs, en is een oordeler der gedachten en der overleggingen des harten. En er is geen schepsel onzichtbaar voor Hem; maar alle dingen zijn naakt en geopend voor de ogen Desgenen, met Welken wij te doen hebben.

Job 10:14

Indien ik zondig, zo zult Gij mij waarnemen, en van mijn misdaad zult Gij mij niet onschuldig houden.

Hosea 7:2

En zij zeggen niet in hun hart, dat Ik al hunner boosheid gedachtig ben; nu omsingelen hen hun handelingen, zij zijn voor Mijn aangezicht.

Jesaja 42:9

Ziet, de voorgaande dingen zijn gekomen, en nieuwe dingen verkondig Ik; eer dat zij uitspruiten, doe Ik ulieden die horen.

Jesaja 44:7

En wie zal, gelijk als Ik, roepen en het verkondigen, en het ordentelijk voor Mij stellen, sedert dat Ik een eeuwig volk gesteld heb? en laat ze de toekomstige dingen, en die komen zullen, hun verkondigen.

Daniël 2:28

Maar er is een God in den hemel, Die verborgenheden openbaart, Die heeft den koning Nebukadnezar bekend gemaakt, wat er geschieden zal in het laatste der dagen; uw droom, en de gezichten uws hoofds op uw leger, zijn deze:

Handelingen 4:27-28

Want in der waarheid zijn vergaderd tegen Uw heilig Kind Jezus, Welken Gij gezalfd hebt, beiden Herodes en Pontius Pilatus, met de heidenen en de volken Israels; Om te doen al wat Uw hand en Uw raad te voren bepaald had, dat geschieden zou.

Romeinen 11:2

God heeft Zijn volk niet verstoten, hetwelk Hij te voren gekend heeft. Of weet gij niet, wat de Schrift zegt van Elia, hoe hij God aanspreekt tegen Israel, zeggende:

Exodus 3:19

Doch Ik weet, dat de koning van Egypte ulieden niet zal laten gaan, ook niet door een sterke hand.

Deuteronomium 31:21

En het zal geschieden, wanneer vele kwaden en benauwdheden hetzelve zullen treffen, dan zal dit lied voor zijn aangezicht antwoorden tot getuige; want het zal uit den mond zijns zaads niet vergeten worden; dewijl Ik weet zijn gedichtsel dat het heden maakt, aleer Ik het inbreng in het land, dat Ik gezworen heb.

1 Samuël 2:3

Maakt het niet te veel, dat gij hoog, hoog zoudt spreken, dat iets hards uit uw mond zou gaan; want de HEERE is een God der wetenschappen, en Zijn daden zijn recht gedaan.

Job 34:22-23

Er is geen duisternis, en er is geen schaduw des doods, dat aldaar de werkers der ongerechtigheid zich verbergen mochten. Gewisselijk, Hij legt den mens niet te veel op, dat hij tegen God in het gericht zou mogen treden.

Numberi 16:5

En hij sprak tot Korach, en tot zijn ganse vergadering, zeggende: Morgen vroeg dan zal de HEERE bekend maken, wie de Zijne, en de heilige is, dien Hij tot Zich zal doen naderen; en wien Hij verkoren zal hebben, dien zal Hij tot Zich doen naderen.

Exodus 33:12

En Mozes zeide tot den HEERE: Zie, Gij zegt tot mij: Voer dit volk op! maar Gij laat mij niet weten, wien Gij met mij zult zenden; daar Gij gezegd hebt: Ik ken u bij name! en ook: Gij hebt genade gevonden in Mijn ogen!

Galaten 4:9

En nu, als gij God kent, ja, veelmeer van God gekend zijt, hoe keert gij u wederom tot de zwakke en arme beginselen, welke gij wederom van voren aan wilt dienen?

1 Johannes 3:19-20

En hieraan kennen wij, dat wij uit de waarheid zijn, en wij zullen onze harten verzekeren voor Hem. Want indien ons hart ons veroordeelt, God is meerder dan ons hart, en Hij kent alle dingen.

Psalmen 11:4

De HEERE is in het paleis Zijner heiligheid, des HEEREN troon is in den hemel; Zijn ogen aanschouwen, Zijn oogleden proeven de mensenkinderen.

Jeremia 11:20

Maar, o HEERE der heirscharen, Gij rechtvaardige Rechter, Die de nieren en het hart proeft! laat mij Uw wraak van hen zien; want aan U heb ik mijn twistzaak ontdekt.

Jeremia 20:12

Gij dan, o HEERE der heirscharen, Die den rechtvaardige proeft, Die de nieren en het hart ziet, laat mij Uw wraak van hen zien, want ik heb U mijn twistzaak ontdekt.

Spreuken 24:12

Wanneer gij zegt: Ziet, wij weten dat niet; zal Hij, Die de harten weegt, dat niet merken? En Die uwe ziel gadeslaat, zal Hij het niet weten? Want Hij zal den mens vergelden naar zijn werk.

Romeinen 8:27

En Die de harten doorzoekt, weet, welke de mening des Geestes zij, dewijl Hij naar God voor de heiligen bidt.

Genesis 16:13

En zij noemde den Naam des HEEREN, Die tot haar sprak: Gij, God des aanziens! want zij zeide: Heb ik ook hier gezien naar Dien, Die mij aanziet?

Exodus 3:7

En de HEERE zeide: Ik heb zeer wel gezien de verdrukking Mijns volks, hetwelk in Egypte is, en heb hun geschrei gehoord, vanwege hun drijvers; want Ik heb hun smarten bekend.

Numberi 14:27

Hoe lang zal Ik bij deze boze vergadering zijn, die tegen Mij zijn murmurerende? Ik heb gehoord de murmureringen van de kinderen Israels, waarmede zij tegen Mij zijn murmurerende.

Deuteronomium 2:7

Want de HEERE, uw God, heeft u gezegend in al het werk uwer hand; Hij kent uw wandelen door deze zo grote woestijn; deze veertig jaren is de HEERE, uw God, met u geweest; geen ding heeft u ontbroken.

2 Samuël 7:20

En wat zal David nog meer tot U spreken? Want Gij kent Uw knecht, Heere HEERE!

1 Koningen 8:39

Hoor Gij dan in den hemel, de vaste plaats Uwer woning, en vergeef, en doe, en geef een iegelijk naar al zijn wegen, gelijk Gij zijn hart kent; want Gij alleen kent het hart van alle kinderen der mensen;

2 Koningen 19:27

Maar Ik weet uw zitten, en uw uitgaan, en uw inkomen, en uw woeden tegen Mij.

1 Kronieken 29:17

En ik weet, mijn God, dat Gij het hart proeft, en dat Gij een welgevallen hebt aan oprechtigheden. Ik heb in oprechtigheid mijns harten al deze dingen vrijwillig gegeven, en ik heb nu met vreugde Uw volk, dat hier bevonden wordt, gezien, dat het zich jegens U vrijwillig gedragen heeft.

2 Kronieken 16:9

Want den HEERE aangaande, Zijn ogen doorlopen de ganse aarde, om Zich sterk te bewijzen aan degenen, welker hart volkomen is tot Hem; gij hebt hierin zottelijk gedaan; want van nu af zullen oorlogen tegen u zijn.

Nehemia 9:10

En Gij hebt tekenen en wonderen gedaan aan Farao, en aan al zijn knechten, en aan al het volk zijns lands; want Gij wist, dat zij trotselijk tegen hen handelden; en Gij hebt U een Naam gemaakt, als het is te dezen dage.

Job 11:11

Want Hij kent de ijdele lieden en Hij ziet de ondeugd; zou Hij dan niet aanmerken?

Job 12:22

Hij openbaart de diepten uit de duisternis, en des doods schaduwe brengt Hij voort in het licht.

Job 22:13-14

Daarom zegt gij: Wat weet er God van? Zal Hij door de donkerheid oordelen? De wolken zijn Hem een verberging, dat Hij niet ziet; en Hij bewandelt den omgang der hemelen.

Job 24:1

Waarom zouden van den Almachtige de tijden niet verborgen zijn, dewijl zij, die Hem kennen, Zijn dagen niet zien?

Job 26:6

De hel is naakt voor Hem, en geen deksel is er voor het verderf.

Job 28:10

In de rotsstenen houwt hij stromen uit, en zijn oog ziet al het kostelijke.

Job 28:24

Want Hij schouwt tot aan de einden der aarde, Hij ziet onder al de hemelen.

Job 34:21-22

Want Zijn ogen zijn op ieders wegen, en Hij ziet al zijn treden. Er is geen duisternis, en er is geen schaduw des doods, dat aldaar de werkers der ongerechtigheid zich verbergen mochten.

Job 34:25

Daarom dat Hij hun werken kent, zo keert Hij hen des nachts om, en zij worden verbrijzeld.

Job 36:4

Want voorwaar, mijn woorden zullen geen valsheid zijn; een, die oprecht is van gevoelen, is bij u.

Job 37:16

Hebt gij wetenschap van de opwegingen der dikke wolken; de wonderheden Desgenen, Die volmaakt is in wetenschappen?

Psalmen 10:11

Hij zegt in zijn hart: God heeft het vergeten, Hij heeft Zijn aangezicht verborgen, Hij ziet niet in eeuwigheid.

Psalmen 37:18

Jod. De HEERE kent de dagen der oprechten; en hun erfenis zal in eeuwigheid blijven.

Psalmen 66:7

Hij heerst eeuwiglijk met Zijn macht; Zijn ogen houden wacht over de heidenen; laat de afvalligen niet verhoogd worden. Sela.

Psalmen 69:19

Gij weet mijn versmaadheid, en mijn schaamte, en mijn schande; al mijn benauwers zijn voor U.

Psalmen 73:11

Dat zij zeggen: Hoe zou het God weten, en zou er wetenschap zijn bij den Allerhoogste?

Psalmen 94:9-11

Zou Hij, Die het oor plant, niet horen? zou Hij, Die het oog formeert, niet aanschouwen? Zou Hij, Die de heidenen tuchtigt, niet straffen, Hij, Die den mens wetenschap leert? De HEERE weet de gedachten des mensen, dat zij ijdelheid zijn.

Psalmen 119:168

Ik onderhoud Uw bevelen en Uw getuigenissen, want al mijn wegen zijn voor U.

Psalmen 121:3-4

Hij zal uw voet niet laten wankelen; uw Bewaarder zal niet sluimeren. Ziet, de Bewaarder Israels zal niet sluimeren, noch slapen.

Psalmen 136:5

Dien, die de hemelen met verstand gemaakt heeft; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.

Psalmen 139:1-4

Een psalm van David, voor den opperzangmeester. HEERE! Gij doorgrondt en kent mij. Gij weet mijn zitten en mijn opstaan; Gij verstaat van verre mijn gedachten. Gij omringt mijn gaan en mijn liggen; en Gij zijt al mijn wegen gewend.meer informatie
Als er nog geen woord op mijn tong is, zie, HEERE! Gij weet het alles.

Psalmen 139:6

De kennis is mij te wonderbaar, zij is hoog, ik kan er niet bij.

Psalmen 139:12

Ook verduistert de duisternis voor U niet; maar de nacht licht als de dag; de duisternis is als het licht.

Psalmen 139:14-16

Ik loof U, omdat ik op een heel vreselijke wijze wonderbaarlijk gemaakt ben; wonderlijk zijn Uw werken! ook weet het mijn ziel zeer wel. Mijn gebeente was voor U niet verholen, als ik in het verborgene gemaakt ben, en als een borduursel gewrocht ben, in de nederste delen der aarde. Uw ogen hebben mijn ongevormden klomp gezien; en al deze dingen waren in Uw boek geschreven, de dagen als zij geformeerd zouden worden, toen nog geen van die was.

Psalmen 142:3

Als mijn geest in mij overstelpt was, zo hebt Gij mijn pad gekend. Zij hebben mij een strik verborgen op den weg, dien ik gaan zou.

Psalmen 147:4-5

Hij telt het getal der sterren; Hij noemt ze allen bij namen. Onze Heere is groot en van veel kracht; Zijns verstands is geen getal.

Spreuken 3:19-20

De HEERE heeft de aarde door wijsheid gegrond, de hemelen door verstandigheid bereid. Door Zijn wetenschap zijn de afgronden gekloofd, en de wolken druipen dauw.

Spreuken 5:21

Want eens iegelijks wegen zijn voor de ogen des HEEREN, en Hij weegt al zijne gangen.

Spreuken 15:11

De hel en het verderf zijn voor den HEERE; hoeveel te meer de harten van des mensenkinderen?

Spreuken 17:3

De smeltkroes is voor het zilver, en de oven voor het goud; maar de HEERE proeft de harten.

Jesaja 28:29

Zulks komt ook voort van den HEERE der heirscharen; Hij is wonderlijk van raad, Hij is groot van daad.

Jesaja 29:15-16

Wee dengenen, die zich diep versteken willen voor den HEERE, hun raad verbergende; en welker werken in duisterheid geschieden, en zij zeggen: Wie ziet ons, en wie kent ons? Ulieder omkeren is, alsof de pottenbakker geacht werd als leem, dat het maaksel zeide van zijn maker: Hij heeft mij niet gemaakt; en het geformeerde vat van zijn pottenbakker zeide: Hij verstaat het niet.

Jesaja 37:28

Maar Ik weet uw zitten, en uw uitgaan, en uw inkomen, en uw woeden tegen Mij.

Jesaja 40:27-28

Waarom zegt gij dan, o Jakob! en spreekt, o Israel! mijn weg is voor den HEERE verborgen, en mijn recht gaat van mijn God voorbij? Weet gij het niet? Hebt gij niet gehoord, dat de eeuwige God, de HEERE, de Schepper van de einden der aarde, noch moede noch mat wordt? Er is geen doorgronding van Zijn verstand.

Jesaja 41:4

Wie heeft dit gewrocht en gedaan, roepende de geslachten van den beginne? Ik, de HEERE, Die de Eerste ben, en met den Laatste ben Ik Dezelfde.

Jesaja 45:4

Om Jakobs, Mijns knechts wil, en Israels, Mijns uitverkorenen; ja, Ik riep u bij uw naam, Ik noemde u toe, hoewel gij Mij niet kendet.

Jesaja 48:5-6

Daarom heb Ik het u van toen af verkondigd, eer dat het kwam, heb Ik het u doen horen; opdat gij niet misschien zoudt zeggen: Mijn afgod heeft die dingen gedaan, of mijn gesneden beeld, of mijn gegoten beeld heeft ze bevolen. Gij hebt het gehoord, aanmerkt dat alles; zult gijlieden het ook niet verkondigen? Van nu af doe Ik u nieuwe dingen horen, en verborgen dingen, en die gij niet geweten hebt.

Jesaja 66:18

Hun werken en hun gedachten! Het komt, dat Ik vergaderen zal alle heidenen en tongen, en zij zullen komen, en zij zullen Mijn heerlijkheid zien.

Jeremia 5:3

O HEERE! zien Uw ogen niet naar waarheid? Gij hebt hen geslagen, maar zij hebben geen pijn gevoeld; Gij hebt hen verteerd, maar zij hebben geweigerd de tucht aan te nemen; zij hebben hun aangezichten harder gemaakt dan een steenrots, zij hebben geweigerd zich te bekeren.

Jeremia 10:7

Wie zou U niet vrezen, Gij Koning der heidenen? Want het komt U toe; omdat toch onder alle wijzen der heidenen, en in hun ganse koninkrijk, niemand U gelijk is.

Jeremia 32:19

Groot van raad en machtig van daad; want Uw ogen zijn open over alle wegen der mensenkinderen, om een iegelijk te geven naar zijn wegen, en naar de vrucht zijner handelingen.

Jeremia 51:15

Die de aarde gemaakt heeft door Zijn kracht, Die de wereld bereid heeft door Zijn wijsheid, en den hemel uitgebreid door Zijn verstand;

Ezechiël 9:9

Toen zeide Hij tot mij: De ongerechtigheid van het huis van Israel en van Juda is gans zeer groot, en het land is met bloed vervuld, en de stad is vol van afwijking; want zij zeggen: De HEERE heeft het land verlaten, en de HEERE ziet niet.

Daniël 2:20

Daniel antwoordde en zeide: De Naam Gods zij geloofd van eeuwigheid tot in eeuwigheid, want Zijn is de wijsheid en de kracht.

Knowing Jesus Everyday

Never miss a post

Public domain