'Maan' in de Bijbel
Als ik Uw hemel aanzie, het werk Uwer vingeren, de maan en de sterren, die Gij bereid hebt;
Zij zullen U vrezen, zolang de zon en maan zullen zijn, van geslacht tot geslacht.
In zijn dagen zal de rechtvaardige bloeien, en de veelheid van vrede, totdat de maan niet meer zij.
Blaast de bazuin in de nieuwe maan, ter bestemder tijd, op onzen feestdag.
Hij zal eeuwiglijk bevestigd worden, gelijk de maan; en de Getuige in den hemel is getrouw. Sela.
Hij heeft de maan gemaakt tot de gezette tijden, de zon weet haar ondergang.
De zon zal u des daags niet steken, noch de maan des nachts.
De maan en sterren tot heerschappij in den nacht; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
Looft Hem, zon en maan! Looft Hem, alle gij lichtende sterren!