'Mijns' in de Bijbel
Want ik was mijns vaders zoon, teder, en een enige voor het aangezicht mijner moeder.
Verkrijg wijsheid, verkrijg verstand; vergeet niet, en wijk niet van de redenen mijns monds.
Nu dan, gij kinderen! hoort naar mij, en wijkt niet van de redenen mijns monds.
Nu dan, kinderen, hoort naar mij, en luistert naar de redenen mijns monds.
Al de redenen Mijns monds zijn in gerechtigheid; er is niets verdraaids, noch verkeerds in.
Ijdelheid en leugentaal doe verre van mij; armoede of rijkdom geef mij niet; voed mij met het brood mijns bescheiden deels;
Opdat ik, zat zijnde, U dan niet verloochene, en zegge: Wie is de HEERE? of dat ik, verarmd zijnde, dan niet stele, en den Naam mijns Gods aantaste.
Wat, o mijn zoon, en wat, o zoon mijns buiks? ja, wat, o zoon mijner geloften?