'Naam' in de Bijbel
Een zoon zal den vader eren, en een knecht zijn heer; ben Ik dan een Vader, waar is Mijn eer? En ben Ik een Heere, waar is Mijn vreze? zegt de HEERE der heirscharen tot u, o priesters, verachters Mijns Naams! Maar gij zegt: Waarmede verachten wij Uw Naam?
Maar van den opgang der zon tot haar ondergang, zal Mijn Naam groot zijn onder de heidenen; en aan alle plaats zal Mijn Naam reukwerk toegebracht worden, en een rein spijsoffer; want Mijn Naam zal groot zijn onder de heidenen, zegt de HEERE der heirscharen.
Ja, vervloekt zij de bedrieger, die een mannetje in zijn kudde heeft, en den Heere belooft, en offert, dat verdorven is! want Ik ben een groot Koning, zegt de HEERE der heirscharen, en Mijn Naam is vreselijk onder de heidenen.
Indien gij het niet zult horen, en indien gij het niet zult ter harte nemen, om Mijn Naam eer te geven, zegt de HEERE der heirscharen, zo zal Ik den vloek onder u zenden, en Ik zal uw zegeningen vervloeken; ja, Ik heb ook alrede elkeen derzelve vervloekt, omdat gij het niet ter harte neemt.
Alsdan spreken, die den HEERE vrezen, een ieder tot zijn naaste: De HEERE merkt er toch op en hoort, en er is een gedenkboek voor Zijn aangezicht geschreven, voor degenen, die den HEERE vrezen, en voor degenen, die aan Zijn Naam gedenken.
Ulieden daarentegen, die Mijn Naam vreest, zal de Zon der gerechtigheid opgaan, en er zal genezing zijn onder Zijn vleugelen; en gij zult uitgaan, en toenemen, als mestkalveren.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (88)
- Exodus (23)
- Leviticus (8)
- Numberi (15)
- Deuteronomium (33)
- Jozua (9)
- Richteren (16)
- Ruth (9)
- 1 Samuël (23)
- 2 Samuël (28)
- 1 Koningen (37)
- 2 Koningen (23)
- 1 Kronieken (40)
- 2 Kronieken (39)
- Ezra (4)
- Nehemia (7)
- Esther (6)
- Job (5)
- Psalmen (85)
- Spreuken (6)
- Prediker (3)
- Hooglied (1)
- Jesaja (45)
- Jeremia (50)
- Klaagliederen (1)
- Ezechiël (19)
- Daniël (10)
- Hosea (3)
- Joël (2)
- Amos (7)
- Micha (3)
- Nahum (1)
- Zefanja (5)
- Zacharia (6)
- Maleachi (6)