'Neemt' in de Bijbel
Desgelijks sprak Jozua tot de priesters, zeggende: Neemt de ark des verbonds op, en gaat door voor het aangezicht van dit volk. Zij dan namen de ark des verbonds op, en zij gingen voor het aangezicht des volks.
Nu dan, neemt gijlieden u twaalf mannen uit de stammen Israels, uit iederen stam een man;
Neemt gijlieden u twaalf mannen uit het volk, uit elken stam een man.
En gebiedt hun, zeggende: Neemt voor ulieden op, van hier uit het midden van de Jordaan, uit de standplaats van de voeten der priesteren, en bereidt twaalf stenen, en brengt ze met ulieden over, en stelt ze in het nachtleger, waar gij dezen nacht zult vernachten.
Daarom spraken tot ons onze oudsten, en al de inwoners onzes lands, zeggende: Neemt reiskost met u in uw handen op de reize, en gaat hun tegemoet, en zegt tot hen: Wij zijn ulieder knechten, zo maakt nu een verbond met ons.
Alleenlijk neemt naarstiglijk waar te doen het gebod en de wet, die u Mozes, de knecht des HEEREN, geboden heeft, dat gij den HEERE, uw God, liefhebt, en dat gij wandelt in al Zijn wegen, en Zijn geboden houdt, en Hem aanhangt, en dat gij Hem dient met uw ganse hart en met uw ganse ziel.
Maar toch, indien het land uwer bezitting onrein is, komt over in het land van de bezitting des HEEREN, waar de tabernakel des HEEREN woont, en neemt bezitting in het midden van ons; maar zijt niet wederspannig tegen den HEERE, en zijt ook niet wederspannig tegen ons, een altaar voor u bouwende, behalve het altaar van den HEERE, onzen God.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (12)
- Exodus (8)
- Leviticus (2)
- Numberi (4)
- Deuteronomium (10)
- Jozua (7)
- Richteren (2)
- 1 Samuël (2)
- 1 Koningen (1)
- 2 Koningen (3)
- 2 Kronieken (2)
- Job (7)
- Psalmen (4)
- Spreuken (6)
- Prediker (1)
- Jesaja (9)
- Jeremia (5)
- Ezechiël (9)
- Hosea (2)
- Joël (1)
- Amos (1)
- Jona (1)
- Micha (1)
- Habakuk (1)
- Zefanja (1)
- Maleachi (1)