'Toorn' in de Bijbel
Totdat de toorn uws broeders van u afkere, en hij vergeten hebbe, hetgeen gij hem gedaan hebt; dan zal ik zenden, en u van daar nemen; waarom zoude ik ook van u beiden beroofd worden op een dag?
Toen ontstak Jakobs toorn tegen Rachel, en hij zeide: Ben ik dan in plaats van God, Die de vrucht des buiks van u geweerd heeft?
En zij zeide tot haar vader: Dat de toorn niet ontsteke in mijns heren ogen, omdat ik voor uw aangezicht niet kan opstaan; want het gaat mij naar der vrouwen wijze; en hij doorzocht; maar hij vond de terafim niet.
En het geschiedde, als zijn heer de woorden zijner huisvrouw hoorde, die zij tot hem sprak, zeggende: Naar deze zelfde woorden heeft mij uw knecht gedaan, zo ontstak zijn toorn.
Toen naderde Juda tot hem, en zeide: Och, mijn heer! laat toch uw knecht een woord spreken voor mijns heren oren, en laat uw toorn tegen uw knecht niet ontsteken; want gij zijt even gelijk Farao!
Maar nu, weest niet bekommerd, en de toorn ontsteke niet in uw ogen, omdat gij mij hierheen verkocht hebt; want God heeft mij voor uw aangezicht gezonden, tot behoudenis des levens.
Mijn ziel kome niet in hun verborgen raad; mijn eer worde niet verenigd met hun vergadering! want in hun toorn hebben zij de mannen doodgeslagen, en in hun moedwil hebben zij de ossen weggerukt.
Vervloekt zij hun toorn, want hij is heftig; en hun verbolgenheid, want zij is hard! ik zal hen verdelen onder Jakob, en zal hen verstrooien onder Israel.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (8)
- Exodus (7)
- Leviticus (2)
- Numberi (13)
- Deuteronomium (16)
- Jozua (3)
- Richteren (9)
- 1 Samuël (3)
- 2 Samuël (3)
- 1 Koningen (7)
- 2 Koningen (10)
- 1 Kronieken (2)
- 2 Kronieken (8)
- Ezra (2)
- Job (14)
- Psalmen (28)
- Spreuken (8)
- Prediker (2)
- Jesaja (17)
- Jeremia (20)
- Klaagliederen (3)
- Ezechiël (14)
- Daniël (2)
- Hosea (3)
- Amos (1)
- Jona (3)
- Micha (2)
- Nahum (1)
- Habakuk (3)
- Zefanja (2)
- Zacharia (3)