'Ulieden' in de Bijbel
Vrees geen der dingen, die gij lijden zult. Ziet, de duivel zal enigen van ulieden in de gevangenis werpen, opdat gij verzocht wordt; en gij zult een verdrukking hebben van tien dagen. Zijt getrouw tot den dood, en Ik zal u geven de kroon des levens.
Ik weet uw werken, en waar gij woont; namelijk daar de troon des satans is, en gij houdt Mijn Naam, en hebt Mijn geloof niet verloochend, ook in die dagen, in welke Antipas, Mijn getrouwe getuige was, welke gedood is bij ulieden, daar de satan woont.
En haar kinderen zal Ik door den dood ombrengen; en al de Gemeenten zullen weten, dat Ik het ben, Die nieren en harten onderzoek. En Ik zal ulieden geven een iegelijk naar uw werken.
Doch Ik zeg ulieden, en tot de anderen, die te Thyatire zijn, zovelen, als er deze leer niet hebben, en die de diepten des satans niet gekend hebben, gelijk zij zeggen: Ik zal u geen anderen last opleggen;
Vergeldt haar, gelijk als zij ulieden vergolden heeft, en verdubbelt haar dubbel, naar haar werken; in den drinkbeker, waarin zij geschonken heeft, schenkt haar dubbel.
Ik, Jezus, heb Mijn engel gezonden om ulieden deze dingen te getuigen in de Gemeenten. Ik ben de Wortel en het geslacht Davids, de blinkende Morgenster.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (7)
- Exodus (47)
- Leviticus (3)
- Numberi (24)
- Deuteronomium (49)
- Jozua (32)
- Richteren (12)
- Ruth (1)
- 1 Samuël (26)
- 2 Samuël (8)
- 1 Koningen (1)
- 2 Koningen (3)
- 1 Kronieken (3)
- 2 Kronieken (9)
- Ezra (5)
- Nehemia (2)
- Job (8)
- Psalmen (3)
- Spreuken (2)
- Jesaja (30)
- Jeremia (44)
- Klaagliederen (1)
- Ezechiël (24)
- Daniël (2)
- Hosea (3)
- Joël (3)
- Amos (14)
- Jona (1)
- Micha (5)
- Zefanja (3)
- Zacharia (8)
- Maleachi (3)