'Vreemdeling' in de Bijbel
Want Ik ben hongerig geweest, en gij hebt Mij te eten gegeven; Ik ben dorstig geweest, en gij hebt Mij te drinken gegeven; Ik was een vreemdeling, en gij hebt Mij geherbergd.
En wanneer hebben wij U een vreemdeling gezien, en geherbergd, of naakt en gekleed?
Ik was een vreemdeling; en gij hebt Mij niet geherbergd; naakt, en gij hebt Mij niet gekleed; krank, en in de gevangenis, en gij hebt Mij niet bezocht.
Dan zullen ook dezen Hem antwoorden, zeggende: Heere, wanneer hebben wij U hongerig gezien, of dorstig, of een vreemdeling, of naakt, of krank, of in de gevangenis, en hebben U niet gediend?
En zijn er geen gevonden, die wederkeren, om Gode eer te geven, dan deze vreemdeling?
En de een, wiens naam was Kleopas, antwoordende, zeide tot Hem: Zijt Gij alleen een vreemdeling te Jeruzalem, en weet niet de dingen, die dezer dagen daarin geschied zijn?
En God sprak alzo, dat zijn zaad vreemdeling zijn zoude in een vreemd land, en dat zij het zouden dienstbaar maken, en kwalijk handelen, vierhonderd jaren.
En Mozes vluchtte op dat woord en werd een vreemdeling in het land Madiam, waar hij twee zonen gewon.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
Verwante onderwerpen
- Aantal Vreemdelingen Gedood
- Beschouwd Worden Als Vreemdelingen
- De Armen Voeden
- De Behoeftigen Kleden
- Het Evangelie Prediken Aan Vreemdelingen
- Het Lijden Van Vreemdelingen
- Hoe Zijn Vreemdelingen?
- Honger
- Houden Van Vreemdelingen