'Vuur' in de Bijbel
En zij zeiden tot mij: De overgeblevenen, die van de gevangenis aldaar in het landschap zijn overgebleven, zijn in grote ellende en in versmaadheid; en Jeruzalems muur is verscheurd, en haar poorten zijn met vuur verbrand.
En ik zeide tot de koning: De koning leve in eeuwigheid! Hoe zou mijn aangezicht niet treurig zijn, daar de stad, de plaats der begravenissen mijner vaderen, woest is, en haar poorten met vuur verteerd zijn?
En ik trok uit bij nacht door de Dalpoort, en voorbij de Drakenfontein, en naar de Mistpoort, en ik brak aan de muren van Jeruzalem, dewelke verscheurd waren, en haar poorten met vuur verteerd.
Toen zeide ik tot hen: Gijlieden ziet de ellende, waarin wij zijn, dat Jeruzalem woest is, en haar poorten met vuur verbrand zijn; komt, en laat ons Jeruzalems muur opbouwen; opdat wij niet meer een versmaadheid zijn.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (3)
- Exodus (15)
- Leviticus (29)
- Numberi (16)
- Deuteronomium (18)
- Jozua (8)
- Richteren (14)
- 1 Samuël (3)
- 2 Samuël (4)
- 1 Koningen (7)
- 2 Koningen (12)
- 1 Kronieken (2)
- 2 Kronieken (6)
- Nehemia (4)
- Job (6)
- Psalmen (22)
- Spreuken (5)
- Jesaja (25)
- Jeremia (39)
- Klaagliederen (4)
- Ezechiël (39)
- Daniël (3)
- Hosea (2)
- Joël (4)
- Amos (9)
- Obadja (1)
- Micha (2)
- Nahum (4)
- Zefanja (2)
- Zacharia (4)
- Maleachi (2)