'Zonen' in de Bijbel
In de dagen, als de richters richtten, zo geschiedde het, dat er honger in het land was; daarom toog een man van Bethlehem-Juda, om als vreemdeling te verkeren in de velden Moabs, hij, en zijn huisvrouw, en zijn twee zonen.
De naam nu dezes mans was Elimelech, en de naam zijner huisvrouw Naomi, en de naam zijner twee zonen Machlon en Chiljon, Efrathers, van Bethlehem-Juda; en zij kwamen in de velden Moabs, en bleven aldaar.
En Elimelech, de man van Naomi, stierf; maar zij werd overgelaten met haar twee zonen.
En die twee, Machlon en Chiljon, stierven ook; alzo werd deze vrouw overgelaten na haar twee zonen en na haar man.
Maar Naomi zeide: Keert weder, mijn dochters! Waarom zoudt gij met mij gaan? Heb ik nog zonen in mijn lichaam, dat zij u tot mannen zouden zijn?
Keert weder, mijn dochters! Gaat heen; want ik ben te oud om een man te hebben. Wanneer ik al zeide: Ik heb hoop, of ik ook in dezen nacht een man had, ja, ook zonen baarde;
Die zal u zijn tot een verkwikker der ziel, en om uw ouderdom te onderhouden; want uw schoondochter, die u liefheeft, heeft hem gebaard, dewelke u beter is dan zeven zonen.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (152)
- Exodus (63)
- Leviticus (56)
- Numberi (109)
- Deuteronomium (21)
- Jozua (5)
- Richteren (15)
- Ruth (7)
- 1 Samuël (35)
- 2 Samuël (30)
- 1 Koningen (17)
- 2 Koningen (27)
- 1 Kronieken (81)
- 2 Kronieken (36)
- Ezra (9)
- Nehemia (8)
- Esther (6)
- Job (6)
- Psalmen (6)
- Hooglied (1)
- Jesaja (8)
- Jeremia (21)
- Ezechiël (13)
- Daniël (1)
- Hosea (1)
- Joël (2)
- Amos (2)