Psalmen 139:19
O God! dat Gij den goddeloze ombracht! en gij, mannen des bloeds, wijkt van mij!
Jesaja 11:4
Maar Hij zal de armen met gerechtigheid richten, en de zachtmoedigen des lands met rechtmatigheid bestraffen; doch Hij zal de aarde slaan met de roede Zijns monds, en met den adem Zijner lippen zal Hij den goddeloze doden.
Psalmen 5:6
Gij zult de leugensprekers verdoen; van den man des bloeds en des bedrogs heeft de HEERE een gruwel.
Psalmen 6:8
Wijkt van mij, al gij werkers der ongerechtigheid; want de HEERE heeft de stem mijns geweens gehoord.
Psalmen 119:115
Wijkt van mij, gij boosdoeners! dat ik de geboden mijns Gods moge bewaren.
Psalmen 9:17
De goddelozen zullen terugkeren, naar de hel toe, alle godvergetende heidenen.
Psalmen 55:23
[ (Psalms 55:24) Maar Gij, o God! zult die doen nederdalen in den put des verderfs; de mannen des bloeds en bedrogs zullen hun dagen niet ter helft brengen; ik, daarentegen, zal op U vertrouwen. ]
Psalmen 64:7
Maar God zal hen haastig met een pijl schieten; hun plagen zijn er.
Psalmen 94:23
En Hij zal hun ongerechtigheid op hen doen wederkeren, en Hij zal hen in hun boosheid verdelgen; de HEERE, onze God, zal hen verdelgen.
Mattheüs 7:23
En dan zal Ik hun openlijk aanzeggen: Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, gij, die de ongerechtigheid werkt!
Mattheüs 25:41
Dan zal Hij zeggen ook tot degenen, die ter linker hand zijn: Gaat weg van Mij, gij vervloekten, in het eeuwige vuur, hetwelk den duivel en zijn engelen bereid is.
2 Corinthiër 6:17
Daarom gaat uit het midden van hen, en scheidt u af, zegt de Heere, en raakt niet aan hetgeen onrein is, en Ik zal ulieden aannemen.
Treasury of Scripture Knowledge did not add