Psalmen 119:115

Wijkt van mij, gij boosdoeners! dat ik de geboden mijns Gods moge bewaren.

Psalmen 6:8

Wijkt van mij, al gij werkers der ongerechtigheid; want de HEERE heeft de stem mijns geweens gehoord.

Psalmen 139:19

O God! dat Gij den goddeloze ombracht! en gij, mannen des bloeds, wijkt van mij!

Mattheüs 7:23

En dan zal Ik hun openlijk aanzeggen: Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, gij, die de ongerechtigheid werkt!

Jozua 24:15

Doch zo het kwaad is in uw ogen den HEERE te dienen, kiest u heden, wien gij dienen zult; hetzij de goden, welke uw vaders, die aan de andere zijde der rivier waren, gediend hebben, of de goden der Amorieten, in welker land gij woont; maar aangaande mij, en mijn huis, wij zullen den HEERE dienen!

Psalmen 26:5

Ik haat de vergadering der boosdoeners, en bij de goddelozen zit ik niet.

Psalmen 26:9

Raap mijn ziel niet weg met de zondaren, noch mijn leven met de mannen des bloeds;

Psalmen 119:106

Ik heb gezworen, en zal het bevestigen, dat ik onderhouden zal de rechten Uwer gerechtigheid.

Mattheüs 25:41

Dan zal Hij zeggen ook tot degenen, die ter linker hand zijn: Gaat weg van Mij, gij vervloekten, in het eeuwige vuur, hetwelk den duivel en zijn engelen bereid is.

1 Corinthiërs 15:33

Dwaalt niet, kwade samensprekingen verderven goede zeden.

Treasury of Scripture Knowledge did not add