44 Bijbelverzen over De Mensheid

En God schiep den mens naar Zijn beeld; naar het beeld van God schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij ze.

Man en vrouw schiep Hij hen, en zegende ze, en noemde hun naam Mens, ten dage als zij geschapen werden.

Want gelijk wij in een lichaam vele leden hebben, en de leden alle niet dezelfde werking hebben;

Toen berouwde het de HEERE, dat Hij den mens op de aarde gemaakt had, en het smartte Hem aan Zijn hart.

Ik zeide in mijn hart van de positie der mensenkinderen, dat God hen zal verklaren, en dat zij zullen zien, dat zij als de beesten zijn aan zichzelven.

En God zeide: Laat Ons mensen maken, naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis; en dat zij heerschappij hebben over de vissen der zee, en over het gevogelte des hemels, en over het vee, en over de gehele aarde, en over al het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt.

In Wiens hand de ziel is van al wat leeft, en de geest van alle vlees des mensen.

Komt en ziet Gods daden; Hij is vreselijk van werking aan de mensenkinderen.

Wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt, en de zoon des mensen, dat Gij hem bezoekt?

Het is beter tot den HEERE toevlucht te nemen, dan op den mens te vertrouwen.

Want het dwaze Gods is wijzer dan de mensen; en het zwakke Gods is sterker dan de mensen.

Door deze drie werd het derde deel der mensen gedood, namelijk door het vuur, en door den rook, en door het sulfer, dat uit hun monden uitging.

Ik neem geen eer van mensen;

Aangaande den hemel, de hemel is des HEEREN; maar de aarde heeft Hij de mensenkinderen gegeven.

En het zal geschieden, dat van de ene nieuwe maan tot de andere, en van den enen sabbat tot den anderen, alle vlees komen zal om aan te bidden voor Mijn aangezicht, zegt de HEERE.

Hunlieder afgoden zijn zilver en goud, het werk van des mensen handen;

Indien wij de getuigenis der mensen aannemen, de getuigenis van God is meerder; want dit is de getuigenis van God, welke Hij van Zijn Zoon getuigd heeft.

De dagen des mensen zijn als het gras, gelijk een bloem des velds, alzo bloeit hij.

En de HEERE zag, dat de boosheid des mensen menigvuldig was op de aarde, en al het gedichtsel der gedachten zijns harten te allen dage alleenlijk boos was.

God heeft van den hemel nedergezien op de mensenkinderen, om te zien, of iemand verstandig ware, die God zocht.

In Hetzelve was het Leven, en het Leven was het Licht der mensen.

O HEERE! wat is de mens, dat Gij hem kent, het kind des mensen, dat Gij het acht?

Toen zeide de HEERE: Mijn Geest zal niet in eeuwigheid twisten met den mens, dewijl hij ook vlees is; doch zijn dagen zullen zijn honderd en twintig jaren.

De mens, van een vrouw geboren, is kort van dagen, en zat van onrust.

Opdat uw geloof niet zou zijn in wijsheid der mensen, maar in de kracht Gods.

Want er is een God, er is ook een Middelaar Gods en der mensen, de Mens Christus Jezus;

Vertrouwt niet op prinsen, op des mensen kind, bij hetwelk geen heil is.

Zie, Ik ben de HEERE, de God van alle vlees; zou Mij enig ding te wonderlijk zijn?

Want ik acht, dat God ons, die de laatste apostelen zijn, ten toon heeft gesteld als tot den dood verwezen; want wij zijn een schouwspel geworden der wereld, en den engelen, en den mensen.

De HEERE schouwt uit den hemel, en ziet alle mensenkinderen.

En Hij zeide: De dingen, die onmogelijk zijn bij de mensen, zijn mogelijk bij God.

Want alle natuur, beide der wilde dieren en der vogelen, beide der kruipende en der zeedieren, wordt getemd en is getemd geweest van de menselijke natuur.

Want gelijk het lichaam een is, en vele leden heeft, en al de leden van dit ene lichaam, vele zijnde, maar een lichaam zijn, alzo ook Christus.

In den beginne schiep God den hemel en de aarde.

Want wat den kinderen der mensen wedervaart, dat wedervaart ook den beesten; en enerlei wedervaart hun beiden; gelijk die sterft, alzo sterft deze, en zij allen hebben enerlei adem, en de uitnemendheid der mensen boven de beesten is geen; want allen zijn zij ijdelheid.

Heeft niet de mens een strijd op de aarde, en zijn zijn dagen niet als de dagen des dagloners?

Geef Gij ons hulp uit de benauwdheid; want des mensen heil is ijdelheid.

En den wijn, die het hart des mensen verheugt, doende het aangezicht blinken van olie; en het brood, dat het hart des mensen sterkt.

En de ganse aarde was van enerlei spraak en enerlei woorden.

Alle vlees is niet hetzelfde vlees; maar een ander is het vlees der mensen, en een ander is het vlees der beesten, en een ander der vissen, en een ander der vogelen.