7 Bijbelverzen over Dinosaurussen

Meest relevante verzen

Job 40:15-24

Omdat de bergen hem voeder voortbrengen, daarom spelen al de dieren des velds aldaar. Onder schaduwachtige bomen ligt hij neder, in een schuilplaats des riets en des slijks. De schaduwachtige bomen bedekken hem, elkeen met zijn schaduw; de beekwilgen omringen hem.meer informatie
Zie, hij doet de rivier geweld aan, en verhaast zich niet; hij vertrouwt, dat hij de Jordaan in zijn mond zou kunnen intrekken. Zou men hem voor zijn ogen kunnen vangen? Zou men hem met strikken den neus doorboren kunnen? Zult gij den Leviathan met den angel trekken, of zijn tong met een koord, dat gij laat nederzinken? Zult gij hem een bieze in den neus leggen, of met een doorn zijn kaak doorboren? Zal hij aan u veel smekingen maken? Zal hij zachtjes tot u spreken? Zal hij een verbond met u maken? Zult gij hem aannemen tot een eeuwigen slaaf? Zult gij met hem spelen gelijk met een vogeltje, of zult gij hem binden voor uw jonge dochters? [ (Job 40:25) Zullen de metgezellen over hem een maaltijd bereiden? Zullen zij hem delen onder de kooplieden? ] [ (Job 40:26) Zult gij zijn huid met haken vullen, of met een visserskrauwel zijn hoofd? ] [ (Job 40:27) Leg uw hand op hem, gedenk des strijds, doe het niet meer. ] [ (Job 40:28) Zie, zijn hoop zal feilen; zal hij ook voor zijn gezicht nedergeslagen worden? ]

Jesaja 27:1

Te dien dage zal de HEERE met Zijn hard, en groot, en sterk zwaard bezoeken den Leviathan, de langwemelende slang, ja, den Leviathan, de kromme slomme slang; en Hij zal den draak, die in de zee is, doden.

Job 40:15

Omdat de bergen hem voeder voortbrengen, daarom spelen al de dieren des velds aldaar.

Job 41:1-34

Niemand is zo koen, dat hij hem opwekken zou; wie is dan hij, die zich voor Mijn aangezicht stellen zou? Wie heeft Mij voorgekomen, dat Ik hem zou vergelden? Wat onder den gansen hemel is, is het Mijne. Ik zal zijn leden niet verzwijgen, noch het verhaal zijner sterkte, noch de bevalligheid zijner gestaltenis.meer informatie
Wie zou het opperste zijns kleeds ontdekken? Wie zou met zijn dubbelen breidel hem aankomen? Wie zou de deuren zijns aangezichts opendoen? Rondom zijn tanden is verschrikking. Zeer uitnemend zijn zijn sterke schilden, elkeen gesloten als met een nauwdrukkend zegel. Het een is zo na aan het andere, dat de wind daar niet kan tussen komen. Zij kleven aan elkander, zij vatten zich samen, dat zij zich niet scheiden. Elk een zijner niezingen doet een licht schijnen; en zijn ogen zijn als de oogleden des dageraads. Uit zijn mond gaan fakkelen, vurige vonken raken er uit. Uit zijn neusgaten komt rook voort, als uit een ziedende pot en ruimen ketel. Zijn adem zou kolen doen vlammen, en een vlam komt uit zijn mond voort. In zijn hals herbergt de sterkte; voor hem springt zelfs de droefheid van vreugde op. De stukken van zijn vlees kleven samen; elkeen is vast in hem, het wordt niet bewogen. Zijn hart is vast gelijk een steen; ja, vast gelijk een deel van den ondersten molensteen. Van zijn verheffen schromen de sterken; om zijner doorbrekingen wille ontzondigen zij zich. Raakt hem iemand met het zwaard, dat zal niet bestaan, spies, schicht noch pantsier. Hij acht het ijzer voor stro, en het staal voor verrot hout. De pijl zal hem niet doen vlieden, de slingerstenen worden hem in stoppelen veranderd. De werpstenen worden van hem geacht als stoppelen, en hij belacht de drilling der lans. Onder hem zijn scherpe scherven; hij spreidt zich op het puntachtige, als op slijk. Hij doet de diepte zieden gelijk een pot; hij stelt de zee als een apothekerskokerij. Achter zich verlicht hij het pad; men zou den afgrond voor grijzigheid houden. Op de aarde is niets met hem te vergelijken, die gemaakt is om zonder schrik te wezen. Hij aanziet alles, wat hoog is, hij is een koning over alle jonge hoogmoedige dieren.

Psalmen 104:26

Daar wandelen de schepen, en de Leviathan, dien Gij geformeerd hebt, om daarin te spelen.

Genesis 1:24-31

En God zeide: De aarde brenge levende zielen voort, naar haar aard, vee, en kruipend, en wild gedierte der aarde, naar zijn aard! En het was alzo. En God maakte het wild gedierte der aarde naar zijn aard, en het vee naar zijn aard, en al het kruipend gedierte des aardbodems naar zijn aard. En God zag, dat het goed was. En God zeide: Laat Ons mensen maken, naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis; en dat zij heerschappij hebben over de vissen der zee, en over het gevogelte des hemels, en over het vee, en over de gehele aarde, en over al het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt.meer informatie
En God schiep den mens naar Zijn beeld; naar het beeld van God schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij ze. En God zegende hen, en God zeide tot hen: Weest vruchtbaar, en vermenigvuldigt, en vervult de aarde, en onderwerpt haar, en hebt heerschappij over de vissen der zee, en over het gevogelte des hemels, en over al het gedierte, dat op de aarde kruipt! En God zeide: Ziet, Ik heb ulieden al het zaadzaaiende kruid gegeven, dat op de ganse aarde is, en alle geboomte, in hetwelk zaadzaaiende boomvrucht is; het zij u tot spijze! Maar aan al het gedierte der aarde, en aan al het gevogelte des hemels, en aan al het kruipende gedierte op de aarde, waarin een levende ziel is, heb Ik al het groene kruid tot spijze gegeven. En het was alzo. En God zag al wat Hij gemaakt had, en ziet, het was zeer goed. Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de zesde dag.

Genesis 1:29

En God zeide: Ziet, Ik heb ulieden al het zaadzaaiende kruid gegeven, dat op de ganse aarde is, en alle geboomte, in hetwelk zaadzaaiende boomvrucht is; het zij u tot spijze!

Never miss a post

Public domain