62 Bijbelverzen over Emotionele Aspecten Van Lijden

Meest relevante verzen

Psalmen 119:53

Grote beroering heeft mij bevangen vanwege de goddelozen, die Uw wet verlaten.

Job 19:7

Ziet, ik roep, geweld! doch word niet verhoord; ik schreeuw, doch er is geen recht.

Psalmen 82:2

Hoe lang zult gijlieden onrecht oordelen, en het aangezicht der goddelozen aannemen? Sela.

Job 19:8

Hij heeft mijn weg toegemuurd, dat ik niet doorgaan kan, en over mijn paden heeft Hij duisternis gesteld.

Job 23:8-9

Zie, ga ik voorwaarts, zo is Hij er niet, of achterwaarts, zo verneem ik Hem niet. Als Hij ter linkerhand werkt, zo aanschouw ik Hem niet; bedekt Hij Zich ter rechterhand, zo zie ik Hem niet.

Genesis 27:34

Als Ezau de woorden zijns vaders hoorde, zo schreeuwde hij met een groten en bitteren schreeuw, gans zeer; en hij zeide tot zijn vader: Zegen mij, ook mij, mijn vader!

Ruth 1:20-21

Maar zij zeide tot henlieden: Noemt mij niet Naomi, noemt mij Mara; want de Almachtige heeft mij grote bitterheid aangedaan. Vol toog ik weg, maar ledig heeft mij de HEERE doen wederkeren; waarom zoudt gij mij Naomi noemen, daar de HEERE tegen mij getuigt, en de Almachtige mij kwaad aangedaan heeft?

Spreuken 5:11-14

En gij in uw laatste brult, als uw vlees, en uw lijf verteerd is; En zegt: Hoe heb ik de tucht gehaat, en mijn hart de bestraffing versmaad! En heb niet gehoord naar de stem mijner onderwijzers, noch mijn oren geneigd tot mijn leraars!meer informatie
Ik ben bijna in alle kwaad geweest, in het midden der gemeente en der vergadering!

Klaagliederen 1:12

Lamed. Gaat het ulieden niet aan, gij allen, die over weg gaat? Schouwt het aan en ziet, of er een smart zij gelijk mijn smart, die mij aangedaan is, waarmede de HEERE mij bedroefd heeft ten dage der hittigheid Zijns toorns.

2 Samuël 18:33

Toen werd de koning zeer beroerd, en ging op naar de opperzaal der poort, en weende; en in zijn gaan zeide hij alzo: Mijn zoon Absalom, mijn zoon, mijn zoon Absalom! Och, dat ik, ik voor u gestorven ware, Absalom, mijn zoon, mijn zoon!

Genesis 23:1-2

En het leven van Sara was honderd zeven en twintig jaren; dit waren de jaren des levens van Sara. En Sara stierf te Kiriath-Arba, dat is Hebron, in het land Kanaan; en Abraham kwam om Sara te beklagen, en haar te bewenen.

Genesis 37:34-35

Toen scheurde Jakob zijn klederen, en legde een zak om zijn lenden; en hij bedreef rouw over zijn zoon vele dagen. En al zijn zonen, en al zijn dochteren maakten zich op, om hem te troosten; maar hij weigerde zich te laten troosten, en zeide: Want ik zal, rouw bedrijvende, tot mijn zoon in het graf nederdalen. Alzo beweende hem zijn vader.

Genesis 50:1-3

Toen viel Jozef op zijns vaders aangezicht, en hij weende over hem, en kuste hem. En Jozef gebood zijn knechten, den medicijnmeesters, dat zij zijn vader balsemen zouden; en de medicijnmeesters balsemden Israel. En veertig dagen werden aan hem vervuld; want alzo werden vervuld de dagen dergenen, die gebalsemd werden; en de Egyptenaars beweenden hem zeventig dagen.

Exodus 12:30

En Farao stond op bij nacht, hij en al zijn knechten, en al de Egyptenaars; en er was een groot geschrei in Egypte; want er was geen huis, waarin niet een dode was.

Deuteronomium 34:8

En de kinderen Israels beweenden Mozes, in de vlakke velden van Moab, dertig dagen; en de dagen des wenens, van den rouw over Mozes, werden voleindigd.

2 Samuël 19:4

De koning nu had zijn aangezicht toegewonden, en de koning riep met luider stem: Mijn zoon Absalom, Absalom, mijn zoon, mijn zoon!

Mattheüs 2:16-18

Als Herodes zag, dat hij van de wijzen bedrogen was, toen werd hij zeer toornig, en enigen afgezonden hebbende, heeft omgebracht al de kinderen, die binnen Bethlehem, en in al deszelfs landpalen waren, van twee jaren oud en daaronder, naar den tijd, dien hij van de wijzen naarstiglijk onderzocht had. Toen is vervuld geworden, hetgeen gesproken is door den profeet Jeremia, zeggende: Een stem is in Rama gehoord, geklag, geween en veel gekerm; Rachel beweende haar kinderen, en wilde niet vertroost wezen, omdat zij niet zijn!

Jeremia 31:15

Zo zegt de HEERE: Er is een stem gehoord in Rama, een klage, een zeer bitter geween; Rachel weent over haar kinderen; zij weigert zich te laten troosten over haar kinderen, omdat zij niet zijn.

Johannes 11:32-35

Maria dan, als zij kwam, waar Jezus was, en Hem zag, viel aan Zijn voeten, zeggende tot Hem: Heere, indien Gij hier geweest waart, zo ware mijn broeder niet gestorven. Jezus dan, als Hij haar zag wenen, en de Joden, die met haar kwamen, ook wenen, werd zeer bewogen in den geest, en ontroerde Zichzelven; En zeide: Waar hebt gij hem gelegd? Zij zeiden tot Hem: Heere, kom en zie het.meer informatie
Jezus weende.

Genesis 30:1

Als nu Rachel zag, dat zij Jakob niet baarde, zo benijdde Rachel haar zuster; en zij zeide tot Jakob: Geef mij kinderen! of indien niet, zo ben ik dood.

1 Samuël 1:4-8

En het geschiedde op dien dag, als Elkana offerde, zo gaf hij aan Peninna, zijn huisvrouw, en aan al haar zonen en haar dochteren, delen. Maar aan Hanna gaf hij een aanzienlijk deel, want hij had Hanna lief; doch de HEERE had haar baarmoeder toegesloten. En haar tegenpartijdige tergde haar ook met terging, om haar te vergrimmen, omdat de HEERE haar baarmoeder toegesloten had.meer informatie
En alzo deed hij jaar op jaar; van dat zij opging tot het huis des HEEREN, zo tergde zij haar alzo; daarom weende zij en at niet. Toen zeide Elkana, haar man: Hanna, waarom weent gij, en waarom eet gij niet, en waarom is uw hart kwalijk gesteld? Ben ik u niet beter dan tien zonen?

Handelingen 20:38

Zeer bedroefd zijnde, allermeest over het woord, dat hij gezegd had, dat zij zijn aangezicht niet meer zien zouden; en zij geleidden hem naar het schip.

1 Samuël 20:41

Als de jongen heenging, zo stond David op van de zuidzijde, en hij viel op zijn aangezicht ter aarde, en hij boog zich driemaal; en zij kusten elkander, en weenden met elkander, totdat het David gans veel maakte.

2 Koningen 2:12

En Elisa zag het, en hij riep: Mijn vader, mijn vader, wagen Israels en zijn ruiteren! En hij zag hem niet meer; en hij vatte zijn klederen en scheurde ze in twee stukken.

Lukas 13:28

Aldaar zal zijn wening en knersing der tanden, wanneer gij zult zien Abraham, en Izak, en Jakob, en al de profeten in het Koninkrijk Gods, maar ulieden buiten uitgeworpen.

Richteren 2:4

En het geschiedde, als de Engel des HEEREN deze woorden tot alle kinderen Israels gesproken had, zo hief het volk zijn stem op en weende.

Mattheüs 25:11

Daarna kwamen ook de andere maagden, zeggende: Heer, heer, doe ons open!

Genesis 45:3

En Jozef zeide tot zijn broederen: Ik ben Jozef! leeft mijn vader nog? En zijn broeders konden hem niet antwoorden; want zij waren verschrikt voor zijn aangezicht.

Genesis 20:8

Toen stond Abimelech des morgens vroeg op, en riep al zijn knechten, en sprak al deze woorden voor hun oren. En die mannen vreesden zeer.

Genesis 32:7-8

Toen vreesde Jakob zeer, en hem was bange; en hij verdeelde het volk, dat met hem was, en de schapen, en de runderen, en de kemels, in twee heiren; Want hij zeide: Indien Ezau op het ene heir komt, en slaat het, zo zal het overgeblevene heir ontkomen.

Exodus 20:18-19

En al het volk zag de donderen, en de bliksemen, en het geluid der bazuin, en den rokenden berg; toen het volk zulks zag, weken zij af, en stonden van verre. En zij zeiden tot Mozes: Spreek gij met ons, en wij zullen horen; en dat God met ons niet spreke, opdat wij niet sterven!

1 Samuël 17:24

Doch alle mannen in Israel, als zij dien man zagen, zo vluchtten zij voor zijn aangezicht, en zij vreesden zeer.

1 Koningen 19:3-4

Toen hij dat zag, maakte hij zich op, en ging heen, om zijns levens wil, en kwam te Ber-seba, dat in Juda is, en liet zijn jongen aldaar. Maar hij zelf ging henen in de woestijn een dagreis, en kwam, en zat onder een jeneverboom; en bad, dat zijn ziel stierve, en zeide: Het is genoeg; neem nu, HEERE, mijn ziel, want ik ben niet beter dan mijn vaderen.

Jesaja 21:2-4

Een hard gezicht is mij te kennen gegeven: die trouweloze handelt trouwelooslijk, en die verstoorder verstoort; trek op, o Elam! beleger ze, o Media! Ik heb al haar zuchting doen ophouden. Daarom zijn mijn lendenen vol van grote krankheid, bange weeen hebben mij aangegrepen, gelijk de bange weeen van een, die baart; ik krom mij van horen, ik word ontsteld van het aanzien. Mijn hart dwaalt, gruwen verschrikt mij, de schemering, waar ik naar verlangd heb, stelt Hij mij tot beving.

Daniël 5:8-9

Toen kwamen al de wijzen des konings in; maar zij konden dit schrift niet lezen, noch den koning deszelfs uitlegging bekend maken. Toen verschrikte de koning Belsazar zeer, en zijn glans werd aan hem veranderd, en zijn geweldigen werden verbaasd.

Lukas 21:26

En den mensen het hart zal bezwijken van vrees en verwachting der dingen, die het aardrijk zullen overkomen; want de krachten der hemelen zullen bewogen worden.

Mattheüs 27:3-4

Toen heeft Judas, dien Hem verraden had, ziende, dat Hij veroordeeld was, berouw gehad, en heeft de dertig zilveren penningen den overpriesters en den ouderlingen wedergebracht, Zeggende: Ik heb gezondigd, verradende het onschuldig bloed! Maar zij zeiden: Wat gaat ons dat aan? Gij moogt toezien.

Hebreeën 10:2

Anderszins zouden zij opgehouden hebben, geofferd te worden, omdat degenen, die den dienst pleegden, geen geweten meer zouden hebben der zonden, eenmaal gereinigd geweest zijnde;

Jesaja 53:3

Hij was veracht, en de onwaardigste onder de mensen, een Man van smarten, en verzocht in krankheid; en een iegelijk was als verbergende het aangezicht voor Hem; Hij was veracht, en wij hebben Hem niet geacht.

Markus 14:34

En zeide tot hen: Mijn ziel is geheel bedroefd tot den dood toe; blijft hier, en waakt.

2 Corinthiër 11:28-29

Zonder de dingen, die van buiten zijn, overvalt mij dagelijks de zorg van al de Gemeenten. Wie is er zwak, dat ik niet zwak ben? Wie wordt er geergerd, dat ik niet brande?

Romeinen 9:1-4

Ik zeg de waarheid in Christus, ik lieg niet (mijn geweten mij mede getuigenis gevende door den Heiligen Geest), Dat het mij een grote droefheid, en mijn hart een gedurige smart is. Want ik zou zelf wel wensen verbannen te zijn van Christus, voor mijn broederen, die mijn maagschap zijn naar het vlees;meer informatie
Welke Israelieten zijn, welker is de aanneming tot kinderen, en de heerlijkheid, en de verbonden, en de wetgeving, en de dienst van God, en de beloftenissen;

1 Corinthiërs 15:31

Ik sterf alle dagen, hetwelk ik betuig bij onzen roem, dien ik heb in Christus Jezus, onzen Heere.

2 Corinthiër 1:8-9

Want wij willen niet, broeders, dat gij onwetende zijt van onze verdrukking, die ons in Azie overkomen is, dat wij uitnemend zeer bezwaard zijn geweest boven onze macht, alzo dat wij zeer in twijfel waren, ook van het leven. Ja, wij hadden al zelven in onszelven het vonnis des doods, opdat wij niet op onszelven vertrouwen zouden, maar op God, Die de doden verwekt;

Nehemia 2:1-3

Toen geschiedde het in de maand Nisan, in het twintigste jaar van den koning Arthahsasta, als er wijn voor zijn aangezicht was, dat ik den wijn opnam, en gaf hem den koning; nu was ik nooit treurig geweest voor zijn aangezicht. Zo zeide de koning tot mij: Waarom is uw aangezicht treurig, zo gij toch niet krank zijt? Dit is niet dan treurigheid des harten. Toen vreesde ik gans zeer. En ik zeide tot de koning: De koning leve in eeuwigheid! Hoe zou mijn aangezicht niet treurig zijn, daar de stad, de plaats der begravenissen mijner vaderen, woest is, en haar poorten met vuur verteerd zijn?

Psalmen 107:39

Daarna verminderen zij, en komen ten onder, door verdrukking, kwaad en droefenis.

Psalmen 116:3

De banden des doods hadden mij omvangen, en de angsten der hel hadden mij getroffen; ik vond benauwdheid en droefenis.

Mattheüs 26:22

En zij, zeer bedroefd geworden zijnde, begon een iegelijk van hen tot Hem te zeggen: Ben ik het, Heere?

Markus 14:19

En zij begonnen bedroefd te worden, en de een na de ander tot Hem te zeggen: Ben ik het? En een ander: Ben ik het?

Jeremia 9:1

Och, dat mijn hoofd water ware, en mijn oog een springader van tranen! zo zou ik dag en nacht bewenen de verslagenen van de dochter mijns volks.

Genesis 42:24

Toen wendde hij zich om, van hen af, en weende; daarna keerde hij weder tot hen, en sprak tot hen, en nam Simeon van hen, en bond hem voor hun ogen.

Genesis 43:30

En Jozef haastte zich; want zijn ingewand ontstak jegens zijn broeder, en hij zocht te wenen; en hij ging in een kamer, en weende aldaar.

Genesis 45:1-2

Toen kon zich Jozef niet bedwingen voor allen, die bij hem stonden, en hij riep: Doet alle man van mij uitgaan! En er stond niemand bij hem, als Jozef zich aan zijn broederen bekend maakte. En hij verhief zijn stem met wenen, zodat het de Egyptenaren hoorden, en dat het Farao's huis hoorde.

2 Samuël 15:30

En David ging op door den opgang der olijven, opgaande en wenende, en het hoofd was hem bewonden; en hij zelf ging barrevoets; ook had al het volk, dat met hem was, een iegelijk zijn hoofd bedekt, en zij gingen op, opgaande en wenende.

Ezra 3:12-13

Maar velen van de priesteren, en de Levieten, en hoofden der vaderen, die oud waren, die het eerste huis gezien hadden, dit huis in zijn grondlegging voor hun ogen zijnde, weenden met luider stem; maar velen verhieven de stem met gejuich en met vreugde. Zodat het volk niet onderkende de stem van het gejuich der vreugde, van de stem des geweens van het volk; want het volk juichte met groot gejuich, dat de stem tot van verre gehoord werd.

Nehemia 1:4

En het geschiedde, als ik deze woorden hoorde, zo zat ik neder, en weende, en bedreef rouw, enige dagen; en ik was vastende en biddende voor het aangezicht van den God des hemels.

Never miss a post

Public domain