'Den' in de Bijbel
- 1.Mattheüs 1:1-Mattheüs 12:29
- 2.Mattheüs 12:31-Mattheüs 24:15
- 3.Mattheüs 24:18-Markus 5:15
- 4.Markus 5:16-Markus 16:2
- 5.Markus 16:3-Lukas 6:42
- 6.Lukas 6:45-Lukas 18:22
- 7.Lukas 18:31-Johannes 5:30
- 8.Johannes 5:43-Johannes 17:3
- 9.Johannes 17:6-Handelingen 6:7
- 10.Handelingen 6:10-Handelingen 15:29
- 11.Handelingen 15:30-Handelingen 24:18
- 12.Handelingen 24:20-Romeinen 12:19
- 13.Romeinen 13:1-1 Corinthiërs 11:8
- 14.1 Corinthiërs 11:9-Galaten 5:25
- 15.Galaten 6:1-Colossenzen 3:10
- 16.Colossenzen 3:13-Hebreeën 5:7
- 17.Hebreeën 5:12-2 Petrus 2:11
- 18.2 Petrus 2:15-Openbaring 9:3
- 19.Openbaring 9:6-Openbaring 21:19
- 20.Openbaring 22:1-Openbaring 22:14
Broeders, indien ook een mens vervallen ware door enige misdaad, gij, die geestelijk zijt, brengt den zodanige te recht met den geest der zachtmoedigheid; ziende op uzelven, opdat ook gij niet verzocht wordt.
Want die in zijn eigen vlees zaait, zal uit het vlees verderfenis maaien; maar die in den Geest zaait, zal uit den Geest het eeuwige leven maaien.
Voorts, niemand doe mij moeite aan; want ik draag de littekenen van den Heere Jezus in mijn lichaam.
Paulus, een apostel van Jezus Christus, door den wil van God, aan de heiligen, die te Efeze zijn, en gelovigen in Christus Jezus:
Genade zij u en vrede van God, onzen Vader, en den Heere Jezus Christus.
Gezegend zij de God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, Die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegening in den hemel in Christus.
Tot prijs der heerlijkheid Zijner genade, door welke Hij ons begenadigd heeft in den Geliefde;
In Welken wij hebben de verlossing door Zijn bloed, namelijk de vergeving der misdaden, naar den rijkdom Zijner genade,
Om in de bedeling van de volheid der tijden, wederom alles tot een te vergaderen in Christus, beide dat in den hemel is, en dat op de aarde is;
In Hem, in Welken wij ook een erfdeel geworden zijn, wij, die te voren verordineerd waren naar het voornemen Desgenen, Die alle dingen werkt naar den raad van Zijn wil;
In Welken ook gij zijt, nadat gij het woord der waarheid, namelijk het Evangelie uwer zaligheid gehoord hebt; in Welken gij ook, nadat gij geloofd hebt, zijt verzegeld geworden met den Heiligen Geest der belofte;
Daarom ook ik, gehoord hebbende het geloof in den Heere Jezus, dat onder u is, en de liefde tot al de heiligen,
Opdat de God van onzen Heere Jezus Christus, de Vader der heerlijkheid, u geve den Geest der wijsheid en der openbaring in Zijn kennis;
Die Hij gewrocht heeft in Christus, als Hij Hem uit de doden heeft opgewekt; en heeft Hem gezet tot Zijn rechter hand in den hemel;
In welke gij eertijds gewandeld hebt, naar de eeuw dezer wereld, naar den overste van de macht der lucht, van den geest, die nu werkt in de kinderen der ongehoorzaamheid;
Onder dewelke ook wij allen eertijds verkeerd hebben in de begeerlijkheden onzes vleses, doende den wil des vleses en der gedachten; en wij waren van nature kinderen des toorns, gelijk ook de anderen;
En heeft ons mede opgewekt, en heeft ons mede gezet in den hemel in Christus Jezus;
Opdat Hij zou betonen in de toekomende eeuwen den uitnemenden rijkdom Zijner genade, door de goedertierenheid over ons in Christus Jezus.
Want Hij is onze vrede, Die deze beiden een gemaakt heeft, en den middelmuur des afscheidsels gebroken hebbende,
Want door Hem hebben wij beiden den toegang door een Geest tot den Vader.
Op Welken het gehele gebouw, bekwamelijk samengevoegd zijnde, opwast tot een heiligen tempel in den Heere;
Op Welken ook gij mede gebouwd wordt tot een woonstede Gods in den Geest.
Welke in andere eeuwen den kinderen der mensen niet is bekend gemaakt, gelijk zij nu is geopenbaard aan Zijn heilige apostelen en profeten, door den Geest;
Mij, den allerminste van al de heiligen, is deze genade gegeven, om onder de heidenen door het Evangelie te verkondigen den onnaspeurlijken rijkdom van Christus,
Opdat nu, door de Gemeente, bekend gemaakt worde aan de overheden en de machten in den hemel de veelvuldige wijsheid Gods;
In Denwelken wij hebben de vrijmoedigheid, en den toegang met vertrouwen, door het geloof aan Hem.
Om deze oorzaak buig ik mijn knieen tot den Vader van onzen Heere Jezus Christus,
Opdat Hij u geve, naar den rijkdom Zijner heerlijkheid, met kracht versterkt te worden door Zijn Geest in den inwendigen mens;
Zo bid ik u dan, ik, de gevangene in den Heere, dat gij wandelt waardiglijk der roeping, met welke gij geroepen zijt;
U benaarstigende te behouden de enigheid des Geestes door den band des vredes.
Daarom zegt Hij: Als Hij opgevaren is in de hoogte, heeft Hij de gevangenis gevangen genomen, en heeft den mensen gaven gegeven.
Totdat wij allen zullen komen tot de enigheid des geloofs en der kennis van den Zoon Gods, tot een volkomen man, tot de mate van de grootte der volheid van Christus;
Uit Welken het gehele lichaam bekwamelijk samengevoegd en samen vastgemaakt zijnde, door alle voegselen der toebrenging, naar de werking van een iegelijk deel in zijn maat, den wasdom des lichaams bekomt, tot zijns zelfs opbouwing in de liefde.
Ik zeg dan dit, en betuig het in den Heere, dat gij niet meer wandelt, gelijk als de andere heidenen wandelen in de ijdelheid huns gemoeds.
Te weten dat gij zoudt afleggen, aangaande de vorige wandeling, den ouden mens, die verdorven wordt door de begeerlijkheden der verleiding;
En dat gij zoudt vernieuwd worden in den geest uws gemoeds,
En den nieuwen mens aandoen, die naar God geschapen is in ware rechtvaardigheid en heiligheid.
En geeft den duivel geen plaats.
En bedroeft den Heiligen Geest Gods niet, door Welken gij verzegeld zijt tot den dag der verlossing.
Maar hoererij en alle onreinigheid, of gierigheid, laat ook onder u niet genoemd worden, gelijkerwijs het den heiligen betaamt,
Want gij waart eertijds duisternis, maar nu zijt gij licht in den Heere; wandelt als kinderen des lichts.
Beproevende wat den Heere welbehagelijk zij.
Den tijd uitkopende, dewijl de dagen boos zijn.
En wordt niet dronken in wijn, waarin overdaad is, maar wordt vervuld met den Geest;
Sprekende onder elkander met psalmen, en lofzangen, en geestelijke liederen, zingende en psalmende den Heere in uw hart;
Dankende te allen tijd over alle dingen God en den Vader, in den Naam van onzen Heere Jezus Christus;
Gij vrouwen, weest aan uw eigen mannen onderdanig, gelijk aan den Heere;
Zo dan ook gijlieden, elk in het bijzonder, een iegelijk hebbe zijn eigen vrouw, alzo lief als zichzelven; en de vrouw zie, dat zij den man vreze.
Gij kinderen, zijt uw ouderen gehoorzaam in den Heere; want dat is recht.
Niet naar ogendienst, als mensenbehagers, maar als dienstknechten van Christus, doende den wil van God van harte;
Dienende met goedwilligheid den Heere, en niet de mensen;
Wetende, dat zo wat goed een iegelijk gedaan zal hebben, hij datzelve van den Heere zal ontvangen, hetzij dienstknecht, hetzij vrije.
Voorts, mijn broeders, wordt krachtig in den Heere, en in de sterkte Zijner macht.
Want wij hebben den strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de geweldhebbers der wereld, der duisternis dezer eeuw, tegen de geestelijke boosheden in de lucht.
Daarom neemt aan de gehele wapenrusting Gods, opdat gij kunt wederstaan in den bozen dag, en alles verricht hebbende, staande blijven.
En neemt den helm der zaligheid, en het zwaard des Geestes, hetwelk is Gods Woord.
Met alle bidding en smeking, biddende te allen tijd in den Geest, en tot hetzelve wakende met alle gedurigheid en smeking voor al de heiligen;
En opdat ook gij moogt weten hetgeen mij aangaat; en wat ik doe, dat alles zal u Tychikus, de geliefde broeder en getrouwe dienaar in den Heere, bekend maken;
Vrede zij den broederen, en liefde met geloof, van God den Vader, en den Heere Jezus Christus.
Paulus en Timotheus, dienstknechten van Jezus Christus, al den heiligen in Christus Jezus, die te Filippi zijn, met de opzieners en diakenen:
Genade zij u en vrede van God, onzen Vader, en den Heere Jezus Christus.
Over uw gemeenschap aan het Evangelie, van den eersten dag af tot nu toe;
Vertrouwende ditzelve, dat Hij, Die in u een goed werk begonnen heeft, dat voleindigen zal tot op den dag van Jezus Christus;
Opdat gij beproeft de dingen, die daarvan verschillen, opdat gij oprecht zijt, en zonder aanstoot te geven, tot den dag van Christus;
En dat het meerder deel der broederen in den Heere, door mijn banden vertrouwen gekregen hebbende, overvloediger het Woord onbevreesd durven spreken.
Volgens mijn ernstige verwachting en hoop, dat ik in geen zaak zal beschaamd worden; maar dat in alle vrijmoedigheid, gelijk te allen tijd, alzo ook nu, Christus zal groot gemaakt worden in mijn lichaam, hetzij door het leven, hetzij door den dood.
Doet geen ding door twisting of ijdele eer, maar door ootmoedigheid achte de een den ander uitnemender dan zichzelven.
Maar heeft Zichzelven vernietigd, de gestaltenis eens dienstknechts aangenomen hebbende, en is den mensen gelijk geworden;
En in gedaante gevonden als een mens, heeft Hij Zichzelven vernederd, gehoorzaam geworden zijnde tot den dood, ja, den dood des kruises.
Opdat in de Naam van Jezus zich zou buigen alle knie dergenen, die in den hemel, en die op de aarde, en die onder de aarde zijn.
Voorhoudende het woord des levens, mij tot een roem tegen den dag van Christus, dat ik niet tevergeefs heb gelopen, noch tevergeefs gearbeid.
En ik hoop in den Heere Jezus Timotheus haast tot u te zenden, opdat ik ook welgemoed moge zijn, als ik uw zaken zal verstaan hebben.
Doch ik vertrouw in den Heere, dat ik ook zelf haast tot u komen zal.
En hij is ook krank geweest tot nabij den dood; maar God heeft Zich zijner ontfermd; en niet alleen zijner, maar ook mijner, opdat ik niet droefheid op droefheid zou hebben.
Ontvangt hem dan in den Heere, met alle blijdschap, en houdt dezulken in waarde.
Want om het werk van Christus was hij tot nabij den dood gekomen, zijn leven niet achtende, opdat hij het gebrek uwer bediening aan mij vervullen zou.
Voorts, mijn broeders, verblijdt u in den Heere. Dezelfde dingen aan u te schrijven, is mij niet verdrietig, en het is u zeker.
Want wij zijn de besnijding, wij, die God in den Geest dienen, en in Christus Jezus roemen, en niet in het vlees betrouwen.
Besneden ten achtsten dage, uit het geslacht van Israel, van den stam van Benjamin, een Hebreer uit de Hebreen, naar de wet een Farizeer;
Naar den ijver een vervolger der Gemeente; naar de rechtvaardigheid, die in de wet is, zijnde onberispelijk.
Maar een ding doe ik, vergetende, hetgeen achter is, en strekkende mij tot hetgeen voor is, jaag ik naar het wit, tot den prijs der roeping Gods, die van boven is in Christus Jezus.
Maar onze wandel is in de hemelen, waaruit wij ook den Zaligmaker verwachten, namelijk den Heere Jezus Christus;
Zo dan, mijn geliefde en zeer gewenste broeders, mijn blijdschap en kroon, staat alzo in den Heere, geliefden!
Ik vermaan Euodia, en ik vermaan Syntyche, dat zij eensgezind zijn in den Heere.
Verblijdt u in den Heere te allen tijd; wederom zeg ik: Verblijdt u.
En ik ben grotelijks verblijd geweest in den Heere, dat gij nu eenmaal wederom verwakkerd zijt om aan mij te gedenken; waaraan gij ook gedacht hebt, maar gij hebt de gelegenheid niet gehad.
Den heiligen en gelovige broederen in Christus, die te Kolosse zijn: genade zij u en vrede van God, onzen Vader, en den Heere Jezus Christus.
Wij danken den God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, altijd voor u biddende;
Die ons ook verklaard heeft uw liefde in den Geest.
Opdat gij moogt wandelen waardiglijk den Heere, tot alle behagelijkheid, in alle goede werken vrucht dragende, en wassende in de kennis van God;
Dankende den Vader, Die ons bekwaam gemaakt heeft, om deel te hebben in de erve der heiligen in het licht;
Die ons getrokken heeft uit de macht der duisternis, en overgezet heeft in het Koninkrijk van den Zoon Zijner liefde;
In het lichaam Zijns vleses, door den dood, opdat Hij u zou heilig en onberispelijk en onbeschuldiglijk voor Zich stellen;
Indien gij maar blijft in het geloof, gefondeerd en vast, en niet bewogen wordt van de hope des Evangelies, dat gij gehoord hebt, hetwelk gepredikt is onder al de kreature, die onder den hemel is; van hetwelk ik Paulus een dienaar geworden ben;
Opdat hun harten vertroost mogen worden, en zij samengevoegd zijn in de liefde, en dat tot allen rijkdom der volle verzekerdheid des verstands, tot kennis der verborgenheid van God en den Vader, en van Christus;
Want hoewel ik met het vlees van u ben, nochtans ben ik met den geest bij u, mij verblijdende en ziende uw ordening, en de vastigheid van uw geloof in Christus.
Gelijk gij dan Christus Jezus, den Heere, hebt aangenomen, wandelt alzo in Hem;
Zijnde met Hem begraven in den doop, in welken gij ook met Hem opgewekt zijt door het geloof der werking Gods, Die Hem uit de doden opgewekt heeft.
Liegt niet tegen elkander, dewijl gij uitgedaan hebt den ouden mens met zijn werken,
En aangedaan hebt den nieuwen mens, die vernieuwd wordt tot kennis, naar het evenbeeld Desgenen, Die hem geschapen heeft;
Zoekresultaten vervolgd...
- 1.Mattheüs 1:1-Mattheüs 12:29
- 2.Mattheüs 12:31-Mattheüs 24:15
- 3.Mattheüs 24:18-Markus 5:15
- 4.Markus 5:16-Markus 16:2
- 5.Markus 16:3-Lukas 6:42
- 6.Lukas 6:45-Lukas 18:22
- 7.Lukas 18:31-Johannes 5:30
- 8.Johannes 5:43-Johannes 17:3
- 9.Johannes 17:6-Handelingen 6:7
- 10.Handelingen 6:10-Handelingen 15:29
- 11.Handelingen 15:30-Handelingen 24:18
- 12.Handelingen 24:20-Romeinen 12:19
- 13.Romeinen 13:1-1 Corinthiërs 11:8
- 14.1 Corinthiërs 11:9-Galaten 5:25
- 15.Galaten 6:1-Colossenzen 3:10
- 16.Colossenzen 3:13-Hebreeën 5:7
- 17.Hebreeën 5:12-2 Petrus 2:11
- 18.2 Petrus 2:15-Openbaring 9:3
- 19.Openbaring 9:6-Openbaring 21:19
- 20.Openbaring 22:1-Openbaring 22:14
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (276)
- Exodus (355)
- Leviticus (307)
- Numberi (411)
- Deuteronomium (296)
- Jozua (231)
- Richteren (170)
- Ruth (16)
- 1 Samuël (262)
- 2 Samuël (249)
- 1 Koningen (315)
- 2 Koningen (316)
- 1 Kronieken (219)
- 2 Kronieken (318)
- Ezra (80)
- Nehemia (110)
- Esther (87)
- Job (181)
- Psalmen (556)
- Spreuken (199)
- Prediker (47)
- Hooglied (10)
- Jesaja (370)
- Jeremia (392)
- Klaagliederen (32)
- Ezechiël (278)
- Daniël (144)
- Hosea (48)
- Joël (15)
- Amos (43)
- Obadja (6)
- Jona (16)
- Micha (28)
- Nahum (12)
- Habakuk (15)
- Zefanja (19)
- Zacharia (69)
- Maleachi (22)
- Mattheüs (259)
- Markus (145)
- Lukas (254)
- Johannes (178)
- Handelingen (303)
- Romeinen (93)
- 1 Corinthiërs (98)
- 2 Corinthiër (41)
- Galaten (32)
- Efeziërs (56)
- Filippenzen (27)
- Colossenzen (22)
- 1 Thessalonicenzen (16)
- 2 Thessalonicenzen (10)
- 1 Timotheüs (20)
- 2 Timotheüs (18)
- Titus (10)
- Filémon (5)
- Hebreeën (57)
- Jakobus (26)
- 1 Petrus (23)
- 2 Petrus (15)
- 1 Johannes (31)
- 2 Johannes (5)
- 3 Johannes (1)
- Judas (8)
- Openbaring (149)