57 gebeurtenissen in 1 vertaling

'Doet' in de Bijbel

Die met zijn tong niet achterklapt, zijn metgezellen geen kwaad doet, en geen smaadrede opneemt tegen zijn naaste;

Want Gij doet mijn lamp lichten; de HEERE, mijn God, doet mijn duisternis opklaren.

[ (Psalms 18:51) Die de verlossingen Zijns konings groot maakt, en goedertierenheid doet aan Zijn gezalfde, aan David en aan zijn zaad tot in eeuwigheid. ]

En Hij doet ze huppelen als een kalf, de Libanon en Sirjon als een jongen eenhoorn.

De stem des HEEREN doet de woestijn beven; de HEERE doet de woestijn Kades beven.

De stem des HEEREN doet de hinden jongen werpen, en ontbloot de wouden; maar in Zijn tempel zegt Hem een iegelijk eer.

Kastijdt Gij iemand met straffingen om de ongerechtigheid, zo doet Gij zijn bevalligheid smelten als een mot; immers is een ieder mens ijdelheid. Sela.

Gij doet ons achterwaarts keren van den wederpartijder; en onze haters beroven ons voor zich.

Die de oorlogen doet ophouden tot aan het einde der aarde, de boog verbreekt, en de spies aan twee slaat, de wagenen met vuur verbrandt.

Hoewel hij zijn ziel in zijn leven zegent, en zij u loven, omdat gij uzelven goed doet;

Deze dingen doet gij, en Ik zwijg; gij meent, dat Ik te enenmale ben, gelijk gij; Ik zal u straffen, en zal het ordentelijk voor uw ogen stellen.

Een ieder van hen is teruggekeerd, te zamen zijn zij stinkende geworden, er is niemand, die goed doet, ook niet een.

Welgelukzalig is hij, dien Gij verkiest, en doet naderen, dat hij wone in Uw voorhoven; wij zullen verzadigd worden met het goed van Uw huis, met het heilige van Uw paleis.

En die op de einden wonen, vrezen voor Uw tekenen; Gij doet de uitgangen des morgens en des avonds juichen.

Gij maakt zijn omgeploegde aarde dronken; Gij doet ze dalen in zijn voren; Gij maakt het week door de druppelen; Gij zegent zijn uitspruitsel.

Geloofd zij de HEERE God, de God Israels, Die alleen wonderen doet.

Immers zet Gij hen op gladde plaatsen; Gij doet hen vallen in verwoestingen.

Doet geloften en betaalt ze den HEERE, uw God, gij allen, die rondom Hem zijt! Laat hen Dien, Die te vrezen is, geschenken brengen;

Gij doet den mens wederkeren tot verbrijzeling, en zegt: Keert weder, gij mensenkinderen!

Hij doet ons niet naar onze zonden, en vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden.

Looft den HEERE, al Zijn heirscharen! gij Zijn dienaars, die Zijn welbehagen doet!

Hij doet het gras uitspruiten voor de beesten, en het kruid tot dienst des mensen, doende het brood uit de aarde voortkomen.

Geeft Gij ze hun, zij vergaderen ze; doet Gij Uw hand open, zij worden met goed verzadigd.

En Hij doet de hongerigen aldaar wonen, en zij stichten een stad ter woning;

Hij stort verachting uit over de prinsen, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is.

De rechterhand des HEEREN is verhoogd; de rechterhand des HEEREN doet krachtige daden.

Doet mij de poorten der gerechtigheid open, ik zal daardoor ingaan, ik zal den HEERE loven.

Gij doet alle goddelozen der aarde weg als schuim, daarom heb ik Uw getuigenissen lief.

Dien, Die alleen grote wonderen doet; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.

Pe. Gij doet Uw hand open, en verzadigt al wat er leeft, naar Uw welbehagen.

Hij zendt Zijn woord, en doet ze smelten; Hij doet Zijn wind waaien, de wateren vloeien henen.

Public domain