'Doet' in de Bijbel
Want hij zal zijn als een boom, geplant aan waterbeken, die zijn vrucht geeft op zijn tijd, en welks blad niet afvalt; en al wat hij doet, zal wel gelukken.
Gij doet hem heersen over de werken Uwer handen; Gij hebt alles onder zijn voeten gezet;
Een psalm van David, voor den opperzangmeester. De dwaas zegt in zijn hart: Er is geen God. Zij verderven het, zij maken het gruwelijk met hun werk; er is niemand, die goed doet.
Zij zijn allen afgeweken, te zamen zijn zij stinkende geworden; er is niemand, die goed doet, ook niet een.
Die met zijn tong niet achterklapt, zijn metgezellen geen kwaad doet, en geen smaadrede opneemt tegen zijn naaste;
Die zijn geld niet geeft op woeker, en geen geschenk neemt tegen den onschuldige. Die deze dingen doet, zal niet wankelen in eeuwigheid.
Want Gij doet mijn lamp lichten; de HEERE, mijn God, doet mijn duisternis opklaren.
[ (Psalms 18:51) Die de verlossingen Zijns konings groot maakt, en goedertierenheid doet aan Zijn gezalfde, aan David en aan zijn zaad tot in eeuwigheid. ]
Hij doet mij nederliggen in grazige weiden; Hij voert mij zachtjes aan zeer stille wateren.
En Hij doet ze huppelen als een kalf, de Libanon en Sirjon als een jongen eenhoorn.
De stem des HEEREN doet de woestijn beven; de HEERE doet de woestijn Kades beven.
De stem des HEEREN doet de hinden jongen werpen, en ontbloot de wouden; maar in Zijn tempel zegt Hem een iegelijk eer.
Kastijdt Gij iemand met straffingen om de ongerechtigheid, zo doet Gij zijn bevalligheid smelten als een mot; immers is een ieder mens ijdelheid. Sela.
Gij doet ons achterwaarts keren van den wederpartijder; en onze haters beroven ons voor zich.
Die de oorlogen doet ophouden tot aan het einde der aarde, de boog verbreekt, en de spies aan twee slaat, de wagenen met vuur verbrandt.
Hoewel hij zijn ziel in zijn leven zegent, en zij u loven, omdat gij uzelven goed doet;
Deze dingen doet gij, en Ik zwijg; gij meent, dat Ik te enenmale ben, gelijk gij; Ik zal u straffen, en zal het ordentelijk voor uw ogen stellen.
Een onderwijzing van David, voor den opperzangmeester, op Machalath. (1a) De dwaas zegt in zijn hart: Er is geen God; zij verderven het, en zij bedrijven gruwelijk onrecht; er is niemand, die goed doet.
Een ieder van hen is teruggekeerd, te zamen zijn zij stinkende geworden, er is niemand, die goed doet, ook niet een.
Welgelukzalig is hij, dien Gij verkiest, en doet naderen, dat hij wone in Uw voorhoven; wij zullen verzadigd worden met het goed van Uw huis, met het heilige van Uw paleis.
En die op de einden wonen, vrezen voor Uw tekenen; Gij doet de uitgangen des morgens en des avonds juichen.
Gij maakt zijn omgeploegde aarde dronken; Gij doet ze dalen in zijn voren; Gij maakt het week door de druppelen; Gij zegent zijn uitspruitsel.
Geloofd zij de HEERE God, de God Israels, Die alleen wonderen doet.
Immers zet Gij hen op gladde plaatsen; Gij doet hen vallen in verwoestingen.
Doet geloften en betaalt ze den HEERE, uw God, gij allen, die rondom Hem zijt! Laat hen Dien, Die te vrezen is, geschenken brengen;
Gij zijt die God, Die wonder doet; Gij hebt Uw sterkte bekend gemaakt onder de volken.
Doet recht den arme en den wees; rechtvaardigt den verdrukte en den arme.
Want Gij zijt groot, en doet wonderwerken; Gij alleen zijt God.
Gij doet den mens wederkeren tot verbrijzeling, en zegt: Keert weder, gij mensenkinderen!
De HEERE doet gerechtigheid en gerichten al dengenen, die onderdrukt worden.
Hij doet ons niet naar onze zonden, en vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden.
Zo ver het oosten is van het westen, zo ver doet Hij onze overtredingen van ons.
Looft den HEERE, Zijn engelen! gij krachtige helden, die Zijn woord doet, gehoorzamende de stem Zijns woords.
Looft den HEERE, al Zijn heirscharen! gij Zijn dienaars, die Zijn welbehagen doet!
Hij doet het gras uitspruiten voor de beesten, en het kruid tot dienst des mensen, doende het brood uit de aarde voortkomen.
Geeft Gij ze hun, zij vergaderen ze; doet Gij Uw hand open, zij worden met goed verzadigd.
Tast Mijn gezalfden niet aan, en doet Mijn profeten geen kwaad.
Welgelukzalig zijn zij, die het recht onderhouden, die te aller tijd gerechtigheid doet.
Als Hij spreekt, zo doet Hij een stormwind opstaan, die haar golven omhoog verheft.
Hij doet de storm stilstaan, zodat hun golven stilzwijgen.
En Hij doet de hongerigen aldaar wonen, en zij stichten een stad ter woning;
Hij stort verachting uit over de prinsen, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is.
Die de onvruchtbare doet wonen met een huisgezin, een blijde moeder van kinderen. Hallelujah!
Onze God is toch in den hemel, Hij doet al wat Hem behaagt.
In de tenten der rechtvaardigen is een stem des gejuichs en des heils; de rechterhand des HEEREN doet krachtige daden.
De rechterhand des HEEREN is verhoogd; de rechterhand des HEEREN doet krachtige daden.
Doet mij de poorten der gerechtigheid open, ik zal daardoor ingaan, ik zal den HEERE loven.
Gij doet alle goddelozen der aarde weg als schuim, daarom heb ik Uw getuigenissen lief.
Al wat den HEERE behaagt, doet Hij, in de hemelen, en op de aarde, in de zeeen en alle afgronden.
Hij doet dampen opklimmen van het einde der aarde; Hij maakt de bliksemen met den regen; Hij brengt den wind uit Zijn schatkameren voort.
Dien, Die alleen grote wonderen doet; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
Pe. Gij doet Uw hand open, en verzadigt al wat er leeft, naar Uw welbehagen.
Resch. Hij doet het welbehagen dergenen, die Hem vrezen, en Hij hoort hun geroep, en verlost hen.
Die den verdrukte recht doet, Die den hongerige brood geeft; de HEERE maakt de gevangenen los.
Die de hemelen met wolken bedekt, Die voor de aarde regen bereidt; Die het gras op de bergen doet uitspruiten;
Hij zendt Zijn woord, en doet ze smelten; Hij doet Zijn wind waaien, de wateren vloeien henen.
Vuur en hagel, sneeuw en damp; gij stormwind, die Zijn woord doet!
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (13)
- Exodus (12)
- Leviticus (9)
- Numberi (7)
- Deuteronomium (17)
- Jozua (3)
- Richteren (8)
- 1 Samuël (8)
- 2 Samuël (7)
- 1 Koningen (4)
- 1 Kronieken (2)
- 2 Kronieken (5)
- Ezra (2)
- Nehemia (5)
- Esther (1)
- Job (25)
- Psalmen (57)
- Spreuken (19)
- Prediker (6)
- Jesaja (26)
- Jeremia (34)
- Klaagliederen (1)
- Ezechiël (30)
- Daniël (2)
- Hosea (1)
- Amos (4)
- Nahum (1)
- Zefanja (2)
- Zacharia (2)
- Maleachi (4)
- Mattheüs (18)
- Markus (11)
- Lukas (20)
- Johannes (25)
- Handelingen (7)
- Romeinen (10)
- 1 Corinthiërs (9)
- 2 Corinthiër (2)
- Galaten (4)
- Efeziërs (2)
- Filippenzen (3)
- Colossenzen (7)
- 1 Thessalonicenzen (2)
- 2 Thessalonicenzen (1)
- Hebreeën (1)
- Jakobus (5)
- 2 Petrus (1)
- 1 Johannes (7)
- 3 Johannes (4)
- Openbaring (7)