5604 gebeurtenissen in 1 vertaling

'Hij' in de Bijbel

Omdat Hij uit de hoogte Zijns heiligdoms zal hebben nederwaarts gezien; dat de HEERE uit den hemel op de aarde geschouwd zal hebben;

Hij heeft mijn kracht op den weg ter nedergedrukt; mijn dagen heeft Hij verkort.

Hij doet ons niet naar onze zonden, en vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden.

Hij heeft de aarde gegrond op haar grondvesten; zij zal nimmermeer noch eeuwiglijk wankelen.

Hij drenkt de bergen uit Zijn opperzalen; de aarde wordt verzadigd van de vrucht Uwer werken.

Hij doet het gras uitspruiten voor de beesten, en het kruid tot dienst des mensen, doende het brood uit de aarde voortkomen.

De bomen des HEEREN worden verzadigd, de cederbomen van Libanon, die Hij geplant heeft;

Als Hij de aarde aanschouwt, zo beeft zij; als Hij de bergen aanroert, zo roken zij.

Gedenkt Zijner wonderen, die Hij gedaan heeft, Zijner wondertekenen, en der oordelen Zijns monds.

Hij is de HEERE, onze God; Zijn oordelen zijn over de gehele aarde.

Des verbonds, dat Hij met Abraham heeft gemaakt, en Zijns eeds aan Izak;

Hij liet geen mens toe hen te onderdrukken; ook bestrafte Hij koningen om hunnentwil, zeggende:

Hij riep ook een honger in het land; Hij brak allen staf des broods.

Hij zond een man voor hun aangezicht henen; Jozef werd verkocht tot een slaaf.

Hij zette hem tot een heer over zijn huis, en tot een heerser over al zijn goed;

En Hij deed Zijn volk zeer wassen, en maakte het machtiger dan Zijn tegenpartijders.

Hij keerde hun hart om, dat zij Zijn volk haatten, dat zij met Zijn knechten listiglijk handelden.

Hij zond duisternis, en maakte het duister; en zij waren Zijn woord niet wederspannig.

Hij sprak, en er kwam een vermenging van ongedierte, luizen, in hun ganse landpale.

Hij maakte hun regen tot hagel, vlammig vuur in hun land.

En Hij sloeg hun wijnstok en hun vijgeboom, en Hij brak het geboomte hunner landpalen.

Hij sprak, en er kwamen sprinkhanen en kevers, en dat zonder getal;

En Hij voerde hen uit met zilver en goud; en onder hun stammen was niemand, die struikelde.

Zij baden, en Hij deed kwakkelen komen, en Hij verzadigde hen met hemels brood.

Hij opende een steenrots, en er vloeiden wateren uit, die gingen door de dorre plaatsen als een rivier.

Alzo voerde Hij Zijn volk uit met vrolijkheid, Zijn uitverkorenen met gejuich.

En Hij gaf hun de landen der heidenen, zodat zij in erfenis bezaten den arbeid der volken;

Toen gaf Hij hun hun begeerte; maar Hij zond aan hun zielen een magerheid.

Dies Hij zeide, dat Hij hen verdelgen zou, ten ware Mozes, Zijn uitverkorene, in de scheure voor Zijn aangezicht gestaan had, om Zijn grimmigheid af te keren, dat Hij hen niet verdierf.

Dies hief Hij tegen hen Zijn hand op, zwerende dat Hij hen nedervellen zou in de woestijn;

En dat Hij hun zaad zou nedervellen onder de heidenen, en hen verstrooien zou door de landen.

Toen stond Pinehas op, en hij oefende gericht, en de plaag werd opgehouden.

Want zij verbitterden zijn geest, zodat hij wat onbedachtelijk voortbracht met zijn lippen.

Dies is de toorn des HEEREN ontstoken tegen Zijn volk, en Hij heeft een gruwel gehad aan Zijn erfdeel.

En Hij gaf hen in de hand der heidenen, en hun haters heersten over hen.

Hij heeft hen menigmaal gered; maar zij verbitterden Hem door hun raad, en werden uitgeteerd door hun ongerechtigheid.

Nochtans zag Hij hun benauwdheid aan, als Hij hun geschrei hoorde.

Dies gaf Hij hun barmhartigheid voor het aangezicht van allen, die hen gevangen hadden.

Looft den HEERE, want Hij is goed; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.

Dat zulks de bevrijden des HEEREN zeggen, die Hij van de hand der wederpartijders bevrijd heeft.

En die Hij uit de landen verzameld heeft, van het oosten en van het westen, van het noorden en van de zee.

Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, heeft Hij hen gered uit hun angsten;

En Hij leidde hen op een rechten weg, om te gaan tot een stad ter woning.

Waarom Hij hun het hart door zwarigheid vernederd heeft; zij zijn gestruikeld, en er was geen helper.

Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, verloste Hij hen uit hun angsten.

Want Hij heeft de koperen deuren gebroken, en de ijzeren grendelen in stukken gehouwen.

Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, verloste Hij hen uit hun angsten.

Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, zo voerde Hij hen uit hun angsten.

Dan zijn zij verblijd, omdat zij gestild zijn, en dat Hij hen tot de haven hunner begeerte geleid heeft.

Hij stelt de rivieren tot een woestijn, en watertochten tot dorstig land.

En Hij doet de hongerigen aldaar wonen, en zij stichten een stad ter woning;

En Hij zegent hen, zodat zij zeer vermenigvuldigen, en hun vee vermindert Hij niet.

Hij stort verachting uit over de prinsen, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is.

Maar Hij brengt den nooddruftige uit de verdrukking in een hoog vertrek, en maakt de huisgezinnen als kudden.

[ (Psalms 108:14) In God zullen wij kloeke daden doen, en Hij zal onze wederpartijders vertreden. ]

Als hij gericht wordt, zo ga hij schuldig uit, en zijn gebed zij tot zonde.

Dat de schuldeiser aansla al wat hij heeft, en dat de vreemden zijn arbeid roven.

Dat hij niemand hebbe, die weldadigheid over hem uitstrekke, en dat er niemand zij, die zijn wezen genadig zij.

Dat zij gedurig voor den HEERE zijn; en Hij roeie hun gedachtenis uit van de aarde.

Omdat hij niet gedacht heeft weldadigheid te doen, maar heeft den ellendigen en den nooddruftigen man vervolgd, en den verslagene van hart, om hem te doden.

Dewijl hij den vloek heeft liefgehad, dat die hem overkome, en geen lust gehad heeft tot den zegen, zo zij die verre van hem.

En hij zij bekleed met den vloek, als met zijn kleed, en dat die ga tot in het binnenste van hem als het water, en als de olie in zijn beenderen.

Die zij hem als een kleed, waarmede hij zich bedekt, en tot een gordel, waarmede hij zich steeds omgordt.

De HEERE is aan Uw rechterhand; Hij zal koningen verslaan ten dage Zijns toorns.

Hij zal recht doen onder de heidenen; Hij zal het vol dode lichamen maken; Hij zal verslaan dengene, die het hoofd is over een groot land.

Hij zal op den weg uit de beek drinken; daarom zal Hij het hoofd omhoog heffen.

Zain. Hij heeft Zijn wonderen een gedachtenis gemaakt; Cheth. de HEERE is genadig en barmhartig.

Caph. Hij heeft de kracht Zijner werken Zijn volke bekend gemaakt; Lamed. hun gevende de erve der heidenen.

Pe. Hij heeft Zijn volke verlossing gezonden; Tsade. Hij heeft Zijn verbond in eeuwigheid geboden; Koph. Zijn Naam is heilig en vreselijk.

Caph. Zekerlijk, hij zal in der eeuwigheid niet wankelen; Lamed. de rechtvaardige zal in eeuwige gedachtenis zijn.

Public domain