5604 gebeurtenissen in 1 vertaling

'Hij' in de Bijbel

Stelt hem God in gerustigheid, zo steunt hij daarop; nochtans zijn Zijn ogen op hun wegen.

Heerschappij en vreze zijn bij Hem, Hij maakt vrede in Zijn hoogten.

Hij houdt het vlakke Zijns troons vast; Hij spreidt Zijn wolk daarover.

Hij heeft een gezet perk over het vlakke der wateren rondom afgetekend, tot aan de voleinding toe des lichts met de duisternis.

Door Zijn kracht klieft Hij de zee, en door Zijn verstand verslaat Hij haar verheffing.

Want wat is de verwachting des huichelaars, als hij zal gierig geweest zijn, wanneer God zijn ziel zal uittrekken?

Zal hij zich verlustigen in den Almachtige? Zal hij God aanroepen te aller tijd?

Zo hij zilver opgehoopt zal hebben als stof, en kleding bereid als leem;

Hij zal ze bereiden, maar de rechtvaardige zal ze aantrekken, en de onschuldige zal het zilver delen.

Rijk ligt hij neder, en wordt niet weggenomen; doet hij zijn ogen open, zo is hij er niet.

De oostenwind zal hem wegvoeren, dat hij henengaat, en zal hem wegstormen uit zijn plaats.

En God zal dit over hem werpen, en niet sparen; van Zijn hand zal hij snellijk vlieden.

Het einde, dat God gesteld heeft voor de duisternis, en al het uiterste onderzoekt hij; het gesteente der donkerheid en der schaduw des doods.

Hij legt zijn hand aan de keiachtige rots, hij keert de bergen van den wortel om.

In de rotsstenen houwt hij stromen uit, en zijn oog ziet al het kostelijke.

Hij bindt de rivier toe, dat niet een traan uitkomt, en het verborgene brengt hij uit in het licht.

God verstaat haar weg, en Hij weet haar plaats.

Want Hij schouwt tot aan de einden der aarde, Hij ziet onder al de hemelen.

Als Hij den wind het gewicht maakte, en de wateren opwoog in mate;

Als Hij den regen een gezette orde maakte, en een weg voor het weerlicht der donderen;

Toen zag Hij haar, en vertelde ze; Hij schikte ze, en ook doorzocht Hij ze.

Toen Hij Zijn lamp deed schijnen over mijn hoofd, en ik bij Zijn licht de duisternis doorwandelde;

Want Hij heeft mijn zeel losgemaakt, en mij bedrukt; daarom hebben zij den breidel voor mijn aangezicht afgeworpen.

Door de veelheid der kracht is mijn kleed veranderd; Hij omgordt mij als de kraag mijns roks.

Hij heeft mij in het slijk geworpen, en ik ben gelijk geworden als stof en as.

Maar Hij zal tot een aardhoop de hand niet uitsteken; is er bij henlieden geschrei in zijn verdrukking?

(Want wat zou ik doen, als God opstond? En als Hij bezoeking deed, wat zou ik Hem antwoorden?

(Want van mijn jonkheid af is hij bij mij opgetogen, als bij een vader, en van mijner moeders buik af heb ik haar geleid;)

Zo ik iemand heb zien omkomen, omdat hij zonder kleding was, en dat de nooddruftige geen deksel had;

Zo zijn lenden mij niet gezegend hebben, toen hij van de vellen mijner lammeren verwarmd werd;

Toen hielden de drie mannen op van Job te antwoorden, dewijl hij in zijn ogen rechtvaardig was.

Zo ontstak de toorn van Elihu, den zoon van Baracheel, den Buziet, van het geslacht van Ram; tegen Job werd zijn toorn ontstoken, omdat hij zijn ziel meer rechtvaardigde dan God.

Doch Elihu had gewacht op Job in het spreken, omdat zij ouder van dagen waren dan hij.

Nu heeft hij tegen mij geen woorden gericht, en met ulieder woorden zal ik hem niet beantwoorden.

Ziet, mijn buik is als de wijn, die niet geopend is; gelijk nieuwe lederen zakken zou hij bersten.

Zie, Hij vindt oorzaken tegen mij, Hij houdt mij voor Zijn vijand.

Waarom hebt gij tegen Hem getwist? Want Hij antwoordt niet van al Zijn daden.

Dan openbaart Hij het voor het oor der lieden, en Hij verzegelt hun kastijding;

Opdat Hij den mens afwende van zijn werk, en van den man de hovaardij verberge;

Dat Hij zijn ziel van het verderf afhoude; en zijn leven, dat het door het zwaard niet doorga.

Ook wordt hij gestraft met smart op zijn leger, en de sterke menigte zijner beenderen;

Zo zal Hij hem genadig zijn, en zeggen: Verlos hem, dat hij in het verderf niet nederdale, Ik heb verzoening gevonden.

Hij zal tot God ernstiglijk bidden, Die in hem een welbehagen nemen zal, en zijn aangezicht met gejuich aanzien; want Hij zal den mens zijn gerechtigheid wedergeven.

Hij zal de mensen aanschouwen, en zeggen: Ik heb gezondigd, en het recht verkeerd, hetwelk mij niet heeft gebaat;

Opdat hij zijn ziel afkere van het verderf, en hij verlicht worde met het licht der levenden.

Wat man is er, gelijk Job? Hij drinkt de bespotting in als water;

Want hij heeft gezegd: Het baat een man niet, als hij welbehagen heeft aan God.

Want naar het werk des mensen vergeldt Hij hem, en naar eens ieders weg doet Hij het hem vinden.

Indien Hij Zijn hart tegen hem zette, zijn geest en zijn adem zou Hij tot Zich vergaderen;

Zou hij ook, die het recht haat, den gewonde verbinden, en zoudt gij den zeer Rechtvaardige verdoemen?

Gewisselijk, Hij legt den mens niet te veel op, dat hij tegen God in het gericht zou mogen treden.

Hij vermorzelt de geweldigen, dat men het niet doorzoeken kan, en stelt anderen in hun plaats.

Daarom dat Hij hun werken kent, zo keert Hij hen des nachts om, en zij worden verbrijzeld.

Opdat Hij op hem het geroep des armen brenge, en het geroep der ellendigen verhore.

Als Hij stilt, wie zal dan beroeren? Als Hij het aangezicht verbergt, wie zal Hem dan aanschouwen, zowel voor een volk, als voor een mens alleen?

Zekerlijk heeft hij tot God gezegd: Ik heb Uw straf verdragen, ik zal het niet verderven.

Zal het van u zijn, hoe Hij iets vergelden zal, dewijl gij Hem versmaadt? Zoudt gij dan verkiezen, en niet ik? Wat weet gij dan? Spreek.

Want tot zijn zonde zou hij nog overtreding bijvoegen; hij zou onder ons in de handen klappen, en hij zou zijn redenen vermenigvuldigen tegen God.

Indien gij rechtvaardig zijt, wat geeft gij Hem, of wat ontvangt Hij uit uw hand?

Daar roepen zij; maar Hij antwoordt niet, vanwege den hoogmoed der bozen.

Maar nu, dewijl het niets is, dat Zijn toorn Job bezocht heeft, en Hij hem niet zeer in overvloed doorkend heeft;

Zie, God is geweldig, nochtans versmaadt Hij niet; geweldig is Hij in kracht des harten.

Hij laat den goddeloze niet leven, en het recht der ellendigen beschikt Hij.

Hij onttrekt Zijn ogen niet van den rechtvaardige, maar met de koningen zijn zij in den troon; daar zet Hij hen voor altoos, en zij worden verheven.

Dan geeft Hij hun hun werk te kennen, en hun overtredingen, omdat zij de overhand genomen hebben;

En Hij openbaart het voor hunlieder oor ter tucht, en zegt, dat zij zich van de ongerechtigheid bekeren zouden.

En die met het hart huichelachtig zijn, leggen toorn op; zij roepen niet, als Hij hen gebonden heeft.

Hij zal den ellendige in zijn ellende vrijmaken, en in de onderdrukking zal Hij het voor hunlieder oor openbaren.

Alzo zou Hij ook u afgekeerd hebben van den mond des angstes tot de ruimte, onder dewelke geen benauwing zou geweest zijn; en het gerecht uwer tafel zou vol vettigheid geweest zijn.

Omdat er grimmigheid is, wacht u, dat Hij u misschien niet met een klop wegstote; zodat u een groot rantsoen er niet zou afbrengen.

Zou Hij uw rijkdom achten, dat gij niet in benauwdheid zoudt zijn; of enige versterkingen van kracht?

Zie, God verhoogt door Zijn kracht; wie is een Leraar, gelijk Hij?

Want Hij trekt de druppelen der wateren op, die den regen na zijn damp uitgieten;

Zie, Hij breidt over hem Zijn licht uit, en de wortelen der zee bedekt Hij.

Want daardoor richt Hij de volken; Hij geeft spijze ten overvloede.

Met handen bedekt Hij het licht, en doet aan hetzelve verbod door dengene, die tussen doorkomt.

Dat zendt Hij rechtuit onder den gansen hemel, en Zijn licht over de einden der aarde.

Daarna brult Hij met de stem; Hij dondert met de stem Zijner hoogheid, en vertrekt die dingen niet, als Zijn stem zal gehoord worden.

God dondert met Zijn stem zeer wonderlijk; Hij doet grote dingen, en wij begrijpen ze niet.

Dan zegelt Hij de hand van ieder mens toe, opdat Hij kenne al de lieden Zijns werks.

Ook vermoeit Hij de dikke wolken door klaarheid; Hij verstrooit de wolk Zijns lichts.

Die keert zich dan naar Zijn wijzen raad door ommegangen, dat zij doen al wat Hij ze gebiedt, op het vlakke der wereld, op de aarde.

Hoe uw klederen warm worden, als Hij de aarde stil maakt uit het zuiden?

Zal het Hem verteld worden, als ik zo zou spreken? Denkt iemand dat, gewisselijk, hij zal verslonden worden.

Public domain