116 gebeurtenissen in 1 vertaling

'Met' in de Bijbel

En zijn zonen gingen, en maakten maaltijden in ieders huis op zijn dag; en zij zonden henen, en nodigden hun drie zusteren, om met hen te eten en te drinken.

Doch de Sabeers deden een inval, en namen ze, en sloegen de jongeren met de scherpte des zwaards; en ik ben maar alleen ontkomen, om het u aan te zeggen.

Als deze nog sprak, zo kwam een ander, en zeide: De Chaldeen stelden drie hopen, en vielen op de kemelen aan, en namen ze, en sloegen de jongeren met de scherpte des zwaards; en ik ben maar alleen ontkomen, om het u aan te zeggen.

Maar hij zeide tot haar: Gij spreekt als een der zottinnen spreekt; ja, zouden wij het goede van God ontvangen, en het kwade niet ontvangen? In dit alles zondigde Job met zijn lippen niet.

Alzo zaten zij met hem op de aarde, zeven dagen en zeven nachten; en niemand sprak tot hem een woord, want zij zagen, dat de smart zeer groot was.

Met de koningen en raadsheren der aarde, die voor zich woeste plaatsen bebouwden;

Of met de vorsten, die goud hadden, die hun huizen met zilver vervulden.

Verreist niet hun uitnemendheid met hen? Zij sterven, maar niet in wijsheid.

Want met de stenen des velds zal uw verbond zijn, en het gedierte des velds zal met u bevredigd zijn.

En dat het Gode beliefde, dat Hij mij verbrijzelde, Zijn hand losliet, en een einde met mij maakte!

Dan ontzet Gij mij met dromen, en door gezichten verschrikt Gij mij;

Uw haters zullen met schaamte bekleed worden; en de tent der goddelozen zal niet meer zijn.

Zo Hij lust heeft, om met hem te twisten, niet een uit duizend zal hij Hem beantwoorden.

Hij laat mij niet toe mijn adem te verhalen; maar Hij verzadigt mij met bitterheden.

Zij zijn voorbijgevaren met jachtschepen; gelijk een arend naar het aas toevliegt.

Ik zal tot God zeggen: Verdoem mij niet; doe mij weten, waarover Gij met mij twist.

Met vel en vlees hebt Gij mij bekleed; met beenderen ook en zenuwen hebt Gij mij samengevlochten;

Trouwens, omdat gijlieden het volk zijt, zo zal de wijsheid met ulieden sterven!

Hij is een verachte fakkel, naar de mening desgenen, die gerust is; hij is gereed met den voet te struikelen.

De tenten der verwoesters hebben rust, en die Gode tergen, hebben verzekerdheden, om hetgene God met Zijn hand toebrengt.

Zal het goed zijn, als Hij u zal onderzoeken? Zult gij met Hem spotten, gelijk men met een mens spot?

Hoort naarstiglijk mijn rede, en mijn aanwijzing met uw oren.

Wie is hij, die met mij twist? Wanneer ik nu zweeg, zo zou ik den geest geven.

Alleenlijk doe twee dingen niet met mij; dan zal ik mij van Uw aangezicht niet verbergen.

Nog doet Gij Uw ogen over zulk een open; en Gij betrekt mij in het gericht met U.

Zal een wijs man winderige wetenschap voor antwoord geven, en zal hij zijn buik vullen met oostenwind?

Bestraffende door woorden, die niet baten, en door redenen, met dewelke hij geen voordeel doet?

Hij loopt tegen Hem aan met den hals, met zijn dikke, hoog verhevene schilden.

Omdat hij zijn aangezicht met zijn vet bedekt heeft, en rimpelen gemaakt om de weekdarmen;

Zou ik ook, als gijlieden, spreken, indien uw ziel ware in mijner ziele plaats? Zou ik woorden tegen u samenhopen, en zou ik over u met mijn hoofd schudden?

Zijn toorn verscheurt, en Hij haat mij; Hij knerst over mij met Zijn tanden; mijn wederpartijder scherpt zijn ogen tegen mij.

Zij gapen met hun mond tegen mij; zij slaan met smaadheid op mijn kinnebakken; zij vervullen zich te zamen aan mij.

Hij heeft mij gebroken met breuk op breuk; Hij is tegen mij aangelopen als een geweldige.

Och, mocht men rechten voor een man met God, gelijk een kind des mensen voor zijn vriend.

Die met vleiing den vrienden wat aanzegt, ook zijner kinderen ogen zullen versmachten.

Zij zullen ondervaren met de handbomen des grafs, als er rust te zamen in het stof wezen zal.

Want met zijn voeten zal hij in het net geworpen worden, en zal in het wargaren wandelen.

Zij zal wonen in zijn tent, waar zij de zijne niet is; zijn woning zal met zwavel overstrooid worden.

Over zijn dag zullen de nakomelingen verbaasd zijn, en de ouden met schrik bevangen worden.

Weet nu, dat God mij heeft omgekeerd, en mij met Zijn net omsingeld.

Ik riep mijn knecht, en hij antwoordde niet; ik smeekte met mijn mond tot hem.

Mijn gebeente kleeft aan mijn huid en aan mijn vlees; en ik ben ontkomen met de huid mijner tanden.

Dat zij met een ijzeren griffie en lood voor eeuwig in een rots gehouwen wierden!

Zijn beenderen zullen vol van zijn verborgene zonden zijn; van welke elkeen met hem op het stof nederliggen zal.

Hun zaad is bestendig met hen voor hun aangezicht, en hun spruiten zijn voor hun ogen.

Zij heffen op met de trommel en de harp, en zij verblijden zich op het geluid des orgels.

De ander daarentegen sterft met een bittere ziel, en hij heeft van het goede niet gegeten.

Hoe vertroost gij mij dan met ijdelheid, dewijl in uw antwoorden overtreding overig is?

Is het om uw vreze, dat Hij u bestraft, dat Hij met u in het gericht komt?

Hij had immers hun huizen met goed gevuld; daarom is de raad der goddelozen verre van mij.

Ik zou het recht voor Zijn aangezicht ordentelijk voorstellen, en mijn mond zou ik met verdedigingen vervullen.

Zou Hij naar de grootheid Zijner macht met mij twisten? Neen; maar Hij zou acht op mij slaan.

Daar zou de oprechte met Hem pleiten; en ik zou mij in eeuwigheid van mijn Rechter vrijmaken.

Met het licht staat de moorder op, doodt den arme en den nooddruftige; en des nachts is hij als een dief.

Hij heeft een gezet perk over het vlakke der wateren rondom afgetekend, tot aan de voleinding toe des lichts met de duisternis.

Een ieder zal over hem met zijn handen klappen, en over hem fluiten uit zijn plaats.

Het gesloten goud kan voor haar niet gegeven worden, en met zilver kan haar prijs niet worden opgewogen.

Het verderf en de dood zeggen: Haar gerucht hebben wij met onze oren gehoord.

Toen de Almachtige nog met mij was, en mijn jongens rondom mij;

Ik bekleedde mij met gerechtigheid, en zij bekleedde mij; mijn oordeel was als een mantel en vorstelijke hoed.

Men is met verschrikkingen tegen mij gekeerd; elk een vervolgt als een wind mijn edele ziel, en mijn heil is als een wolk voorbijgegaan.

Zo ik met ijdelheid omgegaan heb, en mijn voet gesneld heeft tot bedriegerij;

Zo moet mijn huisvrouw met een ander malen, en anderen zich over haar krommen!

Zo ik versmaad heb het recht mijns knechts, of mijner dienstmaagd, als zij geschil hadden met mij;

Nu heeft hij tegen mij geen woorden gericht, en met ulieder woorden zal ik hem niet beantwoorden.

Ook wordt hij gestraft met smart op zijn leger, en de sterke menigte zijner beenderen;

Hij zal tot God ernstiglijk bidden, Die in hem een welbehagen nemen zal, en zijn aangezicht met gejuich aanzien; want Hij zal den mens zijn gerechtigheid wedergeven.

Zie, dit alles werkt God tweemaal of driemaal met een man;

Opdat hij zijn ziel afkere van het verderf, en hij verlicht worde met het licht der levenden.

En gaat over weg in gezelschap met de werkers der ongerechtigheid, en wandelt met goddeloze lieden.

De lieden van verstand zullen met mij zeggen, en een wijs man zal naar mij horen;

Dat Job niet met wetenschap gesproken heeft, en zijn woorden niet met kloek verstand geweest zijn.

Want gij hebt gezegd: Wat zou zij u baten? Wat meer voordeel zal ik daarmede doen, dan met mijn zonde?

Ik zal u antwoord geven, en uw vrienden met u.

Hij onttrekt Zijn ogen niet van den rechtvaardige, maar met de koningen zijn zij in den troon; daar zet Hij hen voor altoos, en zij worden verheven.

En zo zij, gebonden zijnde in boeien, vast gehouden worden met banden der ellende;

En die met het hart huichelachtig zijn, leggen toorn op; zij roepen niet, als Hij hen gebonden heeft.

Omdat er grimmigheid is, wacht u, dat Hij u misschien niet met een klop wegstote; zodat u een groot rantsoen er niet zou afbrengen.

Met handen bedekt Hij het licht, en doet aan hetzelve verbod door dengene, die tussen doorkomt.

Hoort met aandacht de beweging Zijner stem, en het geluid, dat uit Zijn mond uitgaat!

Daarna brult Hij met de stem; Hij dondert met de stem Zijner hoogheid, en vertrekt die dingen niet, als Zijn stem zal gehoord worden.

God dondert met Zijn stem zeer wonderlijk; Hij doet grote dingen, en wij begrijpen ze niet.

Hebt gij met Hem de hemelen uitgespannen, die vast zijn, als een gegoten spiegel?

Wie is hij, die den raad verduistert met woorden zonder wetenschap?

Of wie heeft de zee met deuren toegesloten, toen zij uitbrak, en uit de baarmoeder voortkwam?

Toen Ik voor haar met Mijn besluit de aarde doorbrak, en zette grendel en deuren;

Zijt gij met uw verstand gekomen tot aan de breedte der aarde? Geef het te kennen, indien gij dit alles weet.

Als met een steen verbergen zich de wateren, en het vlakke des afgrond wordt omvat.

Kunt gij de Mazzaroth voortbrengen op haar tijd, en den Wagen met zijn kinderen leiden?

Als zij zich krommen, haar jongen met versplijting voortbrengen, haar smarten uitwerpen?

Zult gij den eenhoorn met zijn touw aan de voren binden? Zal hij de laagten achter u eggen?

Zult gij het paard sterkte geven? Kunt gij zijn hals met donder bekleden?

Public domain