1 Corinthiërs 10:15

Als tot verstandigen spreek ik; oordeelt gij, hetgeen ik zeg.

1 Corinthiërs 8:1

Aangaande nu de dingen, die den afgoden geofferd zijn, wij weten, dat wij allen te zamen kennis hebben. De kennis maakt opgeblazen, maar de liefde sticht.

1 Thessalonicenzen 5:21

Beproeft alle dingen; behoudt het goede.

Job 34:2-3

Hoort, gij wijzen, mijn woorden, en gij verstandigen, neigt de oren naar mij.

1 Corinthiërs 4:10

Wij zijn dwazen om Christus' wil, maar gij zijt wijzen in Christus; wij zijn zwakken, maar gij sterken; gij zijt heerlijken, maar wij verachten.

1 Corinthiërs 6:5

Ik zeg u dit tot schaamte. Is er dan alzo onder u geen, die wijs is, ook niet een, die zou kunnen oordelen tussen zijn broeders?

1 Corinthiërs 11:13

Oordeelt gij onder uzelven: is het betamelijk, dat de vrouw ongedekt God bidde?

1 Corinthiërs 14:20

Broeders, wordt geen kinderen in het verstand, maar zijt kinderen in de boosheid, en wordt in het verstand volwassen.

Treasury of Scripture Knowledge did not add