1 Corinthiërs 11:10
Daarom moet de vrouw een macht op het hoofd hebben, om der engelen wil.
Genesis 20:16
En tot Sara zeide hij: Zie, ik heb uw broeder duizend zilverlingen gegeven; zie, hij zij u een deksel der ogen, allen, die met u zijn, ja, bij allen, en wees geleerd.
Genesis 24:64-65
Rebekka hief ook haar ogen op, en zij zag Izak; en zij viel van den kemel af.
Mattheüs 18:10
Ziet toe, dat gij niet een van deze kleinen veracht. Want Ik zeg ulieden, dat hun engelen, in de hemelen, altijd zien het aangezicht Mijns Vaders, Die in de hemelen is.
Hebreeën 1:14
Zijn zij niet allen gedienstige geesten, die tot dienst uitgezonden worden, om dergenen wil, die de zaligheid beerven zullen?
Prediker 5:6
Want gelijk in de veelheid der dromen ijdelheden zijn, alzo in veel woorden; maar vrees gij God!
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd