1 Corinthiërs 12:14
Want ook het lichaam is niet een lid, maar vele leden.
1 Corinthiërs 12:12
Want gelijk het lichaam een is, en vele leden heeft, en al de leden van dit ene lichaam, vele zijnde, maar een lichaam zijn, alzo ook Christus.
1 Corinthiërs 12:19
Waren zij alle maar een lid, waar zou het lichaam zijn?
1 Corinthiërs 12:27-28
En gijlieden zijt het lichaam van Christus, en leden in het bijzonder.
Efeziërs 4:25
Daarom legt af de leugen, en spreekt de waarheid, een iegelijk met zijn naaste; want wij zijn elkanders leden.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd