1 Corinthiërs 12:27
En gijlieden zijt het lichaam van Christus, en leden in het bijzonder.
Romeinen 12:5
Alzo zijn wij velen een lichaam in Christus, maar elkeen zijn wij elkanders leden.
Efeziërs 1:23
Welke Zijn lichaam is, en de vervulling Desgenen, Die alles in allen vervult.
Efeziërs 4:12
Tot de volmaking der heiligen, tot het werk der bediening, tot opbouwing des lichaams van Christus;
Colossenzen 1:24
Die mij nu verblijd in mijn lijden voor u, en vervulle in mijn vlees de overblijfselen van de verdrukkingen van Christus, voor Zijn lichaam, hetwelk is de Gemeente;
Efeziërs 5:30
Want wij zijn leden Zijns lichaams, van Zijn vlees en van Zijn benen.
1 Corinthiërs 12:12
Want gelijk het lichaam een is, en vele leden heeft, en al de leden van dit ene lichaam, vele zijnde, maar een lichaam zijn, alzo ook Christus.
Efeziërs 5:23
Want de man is het hoofd der vrouw, gelijk ook Christus het Hoofd der Gemeente is; en Hij is de Behouder des lichaams.
Colossenzen 1:18
En Hij is het Hoofd des lichaams, namelijk der Gemeente, Hij, Die het Begin is, de Eerstgeborene uit de doden, opdat Hij in allen de Eerste zou zijn.
1 Corinthiërs 12:14-20
Want ook het lichaam is niet een lid, maar vele leden.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd