1 Corinthiërs 7:6

Doch dit zeg ik uit toelating, niet uit bevel.

2 Corinthiër 8:8

Ik zeg dit niet als gebiedende, maar als door de naarstigheid van anderen ook de oprechtheid uwer liefde beproevende.

1 Corinthiërs 7:12

Maar den anderen zeg ik, niet de Heere: Indien enig broeder een ongelovige vrouw heeft, en dezelve tevreden is bij hem te wonen, dat hij ze niet verlate.

1 Corinthiërs 7:25

Aangaande de maagden nu, heb ik geen bevel des Heeren; maar ik zeg mijn gevoelen, als die barmhartigheid van den Heere gekregen heb, om getrouw te zijn.

2 Corinthiër 11:17

Dat ik spreek, spreek ik niet naar den Heere, maar als in onwijsheid, in deze vasten grond der roeming.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd