2 Corinthiër 11:17

Dat ik spreek, spreek ik niet naar den Heere, maar als in onwijsheid, in deze vasten grond der roeming.

1 Corinthiërs 7:12

Maar den anderen zeg ik, niet de Heere: Indien enig broeder een ongelovige vrouw heeft, en dezelve tevreden is bij hem te wonen, dat hij ze niet verlate.

2 Corinthiër 9:4

En dat niet mogelijk, zo de Macedoniers met mij kwamen, en u onbereid vonden, wij (opdat wij niet zeggen: gij) beschaamd worden in deze vasten grond der roeming.

1 Corinthiërs 7:6

Doch dit zeg ik uit toelating, niet uit bevel.

1 Corinthiërs 7:25

Aangaande de maagden nu, heb ik geen bevel des Heeren; maar ik zeg mijn gevoelen, als die barmhartigheid van den Heere gekregen heb, om getrouw te zijn.

2 Corinthiër 11:18-27

Dewijl velen roemen naar het vlees, zo zal ik ook roemen.

Filippenzen 3:3-6

Want wij zijn de besnijding, wij, die God in den Geest dienen, en in Christus Jezus roemen, en niet in het vlees betrouwen.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd