1 Corinthiërs 9:4

Hebben wij niet macht, om te eten en te drinken?

1 Thessalonicenzen 2:6

Noch zoekende eer uit mensen, noch van u, noch van anderen; hoewel wij u tot last konden zijn als Christus' apostelen;

2 Thessalonicenzen 3:8-9

En wij hebben geen brood bij iemand gegeten voor niet, maar in arbeid en moeite, nacht en dag werkende, opdat wij niet iemand van u zouden lastig zijn;

Mattheüs 10:10

Noch male tot den weg, noch twee rokken, noch schoenen, noch staf; want de arbeider is zijn voedsel waardig.

Lukas 10:7

En blijft in datzelve huis, etende en drinkende, hetgeen van hen voorgezet wordt; want de arbeider is zijn loon waardig; gaat niet over van het ene huis in het andere huis.

1 Corinthiërs 9:7-14

Wie dient ooit in den krijg op eigen bezoldiging? Wie plant een wijngaard, en eet niet van zijn vrucht? Of wie weidt een kudde, en eet niet van de melk der kudde?

Galaten 6:6

En die onderwezen wordt in het Woord, dele mede van alle goederen dengene, die hem onderwijst.

1 Thessalonicenzen 2:9

Want gij gedenkt, broeders, onzen arbeid en moeite; want nacht en dag werkende, opdat wij niemand onder u zouden lastig zijn, hebben wij het Evangelie van God onder u gepredikt.

1 Timotheüs 5:17-18

Dat de ouderlingen, die wel regeren, dubbele eer waardig geacht worden, voornamelijk die arbeiden in het Woord en de leer.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd