1 Johannes 3:20

Want indien ons hart ons veroordeelt, God is meerder dan ons hart, en Hij kent alle dingen.

Psalmen 139:1-4

Een psalm van David, voor den opperzangmeester. HEERE! Gij doorgrondt en kent mij.

Jeremia 17:10

Ik, de HEERE, doorgrond het hart, en proef de nieren; en dat, om een iegelijk te geven naar zijn wegen, naar de vrucht zijner handelingen.

Johannes 21:17

Hij zeide tot hem ten derden maal: Simon, zoon van Jonas, hebt gij Mij lief? Petrus werd bedroefd, omdat Hij ten derden maal tot hem zeide: Hebt gij Mij lief, en zeide tot Hem: Heere! Gij weet alle dingen, Gij weet, dat ik U liefheb. Jezus zeide tot hem: Weid Mijn schapen.

Romeinen 2:14-15

Want wanneer de heidenen, die de wet niet hebben, van nature de dingen doen, die der wet zijn, dezen, de wet niet hebbende, zijn zichzelven een wet;

Job 27:6

Aan mijn gerechtigheid zal ik vasthouden, en zal ze niet laten varen; mijn hart zal die niet versmaden van mijn dagen.

Job 33:12

Zie, hierin zijt gij niet rechtvaardig, antwoord ik u; want God is meerder dan een mens.

Psalmen 44:20-21

Zo wij den Naam onzes Gods hadden vergeten, en onze handen tot een vreemden God uitgebreid.

Psalmen 90:8

Gij stelt onze ongerechtigheden voor U, onze heimelijke zonden in het licht Uws aanschijns.

Jeremia 23:24

Zou zich iemand in verborgene plaatsen kunnen verbergen, dat Ik hem niet zou zien? spreekt de HEERE; vervul Ik niet den hemel en de aarde? spreekt de HEERE.

Johannes 2:24-25

Maar Jezus Zelf betrouwde hun Zichzelven niet, omdat Hij hen allen kende,

Johannes 8:9

Maar zij, dit horende, en van hun geweten overtuigd zijnde, gingen uit, de een na den andere, beginnende van de oudsten tot de laatsten; en Jezus werd alleen gelaten; en de vrouw in het midden staande.

Johannes 10:29-30

Mijn Vader, die ze Mij gegeven heeft, is meerder dan allen; en niemand kan ze rukken uit de hand Mijns Vaders.

Handelingen 5:33

Als zij nu dit hoorden, barstte hun het hart, en zij hielden raad, om hen te doden.

1 Corinthiërs 4:4

Want ik ben mijzelven van geen ding bewust; doch ik ben daardoor niet gerechtvaardigd; maar Die mij oordeelt, is de Heere.

1 Corinthiërs 14:24-25

Maar indien zij allen profeteerden, en een ongelovige of ongeleerde inkwame, die wordt van allen overtuigd, en hij wordt van allen geoordeeld.

Titus 3:11

Wetende, dat de zodanige verkeerd is, en zondigt, zijnde bij zichzelf veroordeeld.

Hebreeën 4:13

En er is geen schepsel onzichtbaar voor Hem; maar alle dingen zijn naakt en geopend voor de ogen Desgenen, met Welken wij te doen hebben.

Hebreeën 6:13

Want als God aan Abraham de belofte deed, dewijl Hij bij niemand, die meerder was, had te zweren, zo zwoer Hij bij Zichzelven,

1 Johannes 4:4

Kinderkens, gij zijt uit God, en hebt hen overwonnen; want Hij is meerder, Die in u is, dan die in de wereld is.

Openbaring 2:23

En haar kinderen zal Ik door den dood ombrengen; en al de Gemeenten zullen weten, dat Ik het ben, Die nieren en harten onderzoek. En Ik zal ulieden geven een iegelijk naar uw werken.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain