Job 27:6

Aan mijn gerechtigheid zal ik vasthouden, en zal ze niet laten varen; mijn hart zal die niet versmaden van mijn dagen.

Job 2:3

En de HEERE zeide tot den satan: Hebt gij ook acht geslagen op Mijn knecht Job? Want niemand is op de aarde gelijk hij, een man, oprecht en vroom, godvrezende en wijkende van het kwaad; en hij houdt nog vast aan zijn oprechtigheid, hoewel gij Mij tegen hem opgehitst hebt, om hem te verslinden zonder oorzaak.

Handelingen 24:16

En hierin oefen ik mijzelven, om altijd een onergerlijk geweten te hebben bij God en de mensen.

Psalmen 18:20-23

De HEERE vergold mij naar mijn gerechtigheid, Hij gaf mij weder naar de reinigheid mijner handen.

Spreuken 4:13

Grijp de tucht aan, laat niet af; bewaar ze, want zij is uw leven.

2 Corinthiër 12:11

Ik ben roemende onwijs geworden; gij hebt mij genoodzaakt, want ik behoorde van u geprezen te zijn; want ik ben in geen ding minder geweest dan de uitnemendste apostelen, hoewel ik niets ben.

1 Johannes 3:20-21

Want indien ons hart ons veroordeelt, God is meerder dan ons hart, en Hij kent alle dingen.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain