12 Baana, de zoon van Ahilud, had Taanach, en Megiddo, en het ganse Beth-Sean, hetwelk is bij Zartana, beneden van Jizreel, van Beth-Sean aan tot Abel-Mehola, tot op gene zijde van Jokmeam.
12 Baana the son of Ahilud, in Taanach and Megiddo, and all Beth-shean which is beside Zarethan below Jezreel, from Beth-shean to Abel-meholah as far as the other side of Jokmeam;
13 De zoon van Geber was te Ramoth in Gilead; hij had de dorpen van Jair, den zoon van Manasse, die in Gilead zijn; ook had hij de streek van Argob, welke is in Basan, zestig grote steden, met muren en koperen grendelen.
13 Ben-geber, in Ramoth-gilead (the towns of Jair, the son of Manasseh, which are in Gilead were his: the region of Argob, which is in Bashan, sixty great cities with walls and bronze bars were his);
19 Geber, de zoon van Uri, was in het land Gilead, het land van Sihon, den koning der Amorieten, en van Og, den koning van Basan, en hij was de enige bestelmeester, die in dat land was.
19 Geber the son of Uri, in the land of Gilead, the country of Sihon king of the Amorites and of Og king of Bashan; and he was the only deputy who was in the land.
21 En Salomo was heersende over al de koninkrijken, van de rivier tot het land der Filistijnen, en tot aan de landpale van Egypte; die brachten geschenken, en dienden Salomo al de dagen zijns levens.
21 Now Solomon ruled over all the kingdoms from the River to the land of the Philistines and to the border of Egypt; they brought tribute and served Solomon all the days of his life.
24 Want hij had heerschappij over al wat op deze zijde der rivier was van Thifsah tot aan Gaza, over alle koningen op deze zijde der rivier; en hij had vrede van al zijn zijden rondom.
24 For he had dominion over everything west of the River, from Tiphsah even to Gaza, over all the kings west of the River; and he had peace on all sides around about him.
27 Die bestelmeesters nu, een ieder op zijn maand, verzorgden den koning Salomo, en al degenen, die tot de tafel van den koning Salomo naderden; zij lieten geen ding ontbreken.
27 Those deputies provided for King Solomon and all who came to King Solomon’s table, each in his month; they left nothing lacking.
31 Ja, hij was wijzer dan alle mensen; dan Ethan, de Ezrahiet, en Heman, en Chalcol, en Darda, de zonen van Mahol; en zijn naam was onder alle heidenen rondom.
31 For he was wiser than all men, than Ethan the Ezrahite, Heman, Calcol and Darda, the sons of Mahol; and his fame was known in all the surrounding nations.
33 Hij sprak ook van de bomen, van den cederboom af, die op den Libanon is, tot op den hysop, die aan den wand uitwast; hij sprak ook van het vee, en van het gevogelte, en van de kruipende dieren, en van de vissen.
33 He spoke of trees, from the cedar that is in Lebanon even to the hyssop that grows on the wall; he spoke also of animals and birds and creeping things and fish.