1 Koningen 4:2
En deze waren de vorsten, die hij had: Azaria, de zoon van Zadok, was opperambtman.
Exodus 18:21
Doch zie gij om, onder al het volk, naar kloeke mannen, God vrezende, waarachtige mannen, de gierigheid hatende; stel ze over hen, oversten der duizenden, oversten der honderden, oversten der vijftigen, oversten der tienen.
2 Samuël 8:15-18
Alzo regeerde David over gans Israel, en David deed aan zijn ganse volk recht en gerechtigheid.
2 Samuël 20:23-26
Joab nu was over het ganse heir van Israel; en Benaja, de zoon van Jojada, over de Krethi en over de Plethi;
1 Kronieken 6:8-10
En Ahitub gewon Zadok, en Zadok gewon Ahimaaz;
1 Kronieken 27:17
Over de Levieten was Hasabja, de zoon van Kemuel; over de Aaronieten was Zadok;
1 Corinthiërs 12:28
En God heeft er sommigen in de Gemeente gesteld, ten eerste apostelen, ten tweede profeten, ten derde leraars, daarna krachten, daarna gaven der gezondmakingen, behulpsels, regeringen, menigerlei talen.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd