1 Dezen nu zijn het, die tot David kwamen naar Ziklag, toen hij nog besloten was voor het aangezicht van Saul, den zoon van Kis; zij waren ook onder de helden, die tot dien krijg hielpen.
1 Now these are the ones who came to David at Ziklag, while he was still restricted because of Saul the son of Kish; and they were among the mighty men who helped him in war.
2 Gewapend met bogen, rechts en links met stenen werpende, en met pijlen schietende uit den boog; zij waren van de broederen van Saul, uit Benjamin.
2 They were equipped with bows, using both the right hand and the left to sling stones and to shoot arrows from the bow; they were Saul’s kinsmen from Benjamin.
3 Het hoofd was Ahiezer, en Joas, zonen van Semaa, den Gibeathiet; daarna Jeziel en Pelet, zonen van Azmaveth, en Beracha, en Jehu, de Anathothiet.
3 The chief was Ahiezer, then Joash, the sons of Shemaah the Gibeathite; and Jeziel and Pelet, the sons of Azmaveth, and Beracah and Jehu the Anathothite,
8 Ook scheidden zich van de Gadieten af tot David, in die vesting naar de woestijn, kloeke helden, krijgslieden ten oorlog, toegerust met rondas en schild; en hun aangezichten waren aangezichten der leeuwen; en zij waren als de reeen op de bergen in snelheid.
8 From the Gadites there came over to David in the stronghold in the wilderness, mighty men of valor, men trained for war, who could handle shield and spear, and whose faces were like the faces of lions, and they were as swift as the gazelles on the mountains.
15 Deze zelfden zijn het, die over de Jordaan gingen in de eerste maand, toen dezelve vol was aan al haar oevers; en zij verdreven al de inwoners der laagten, tegen het oosten en tegen het westen.
15 These are the ones who crossed the Jordan in the first month when it was overflowing all its banks and they put to flight all those in the valleys, both to the east and to the west.
17 En David ging uit hun tegemoet, en antwoordde, en zeide tot hen: Indien gijlieden ten vrede tot mij gekomen zijt, om mij te helpen, zo zal mijn hart tegelijk over ulieden zijn; maar indien het is, om mij aan mijn vijanden bedriegelijk over te leveren, daar toch geen wrevel in mijn handen is, de God onzer vaderen zie het, en straffe het!
17 David went out to meet them, and said to them, “If you come peacefully to me to help me, my heart shall be united with you; but if to betray me to my adversaries, since there is no wrong in my hands, may the God of our fathers look on it and decide.”
18 En de Geest toog Amasai aan, den overste der hoofdlieden, en hij zeide: Wij zijn uw, o David, en met u zijn wij, gij, zoon van Isai. Vrede, vrede zij u, en vrede uw helperen; want uw God helpt u. Toen nam David hen aan, en stelde hen tot hoofden der benden.
18 Then the Spirit came upon Amasai, who was the chief of the thirty, and he said,“We are yours, O David,And with you, O son of Jesse!Peace, peace to you,And peace to him who helps you;Indeed, your God helps you!”Then David received them and made them captains of the band.
19 Er vielen ook van Manasse tot David, toen hij met de Filistijnen kwam, om tegen Saul te strijden, alhoewel zij hen niet hielpen; want de vorsten der Filistijnen verlieten hem met raad, zeggende: Met gevaar van onze hoofden zou hij tot Saul, zijn heer, vallen.
19 From Manasseh also some defected to David when he was about to go to battle with the Philistines against Saul. But they did not help them, for the lords of the Philistines after consultation sent him away, saying, “At the cost of our heads he may defect to his master Saul.”
20 Toen hij naar Ziklag toog, vielen tot hem uit Manasse: Adnah, en Jozabad, en Jediael, en Michael, en Jozabad, en Elihu, en Zillethai; hoofden der duizenden, die in Manasse waren.
20 As he went to Ziklag there defected to him from Manasseh: Adnah, Jozabad, Jediael, Michael, Jozabad, Elihu and Zillethai, captains of thousands who belonged to Manasseh.
23 En dit zijn de getallen der hoofden dergenen, die toegerust waren ten heire, die tot David te Hebron kwamen, om het koninkrijk van Saul tot hem te wenden, naar den mond des HEEREN:
23 Now these are the numbers of the divisions equipped for war, who came to David at Hebron, to turn the kingdom of Saul to him, according to the word of the Lord.
32 En van de kinderen van Issaschar, die ervaren waren in het verstand van de tijden, om te weten wat Israel doen moest; hun hoofden waren tweehonderd, en alle hun broeders pasten op hun woord;
32 Of the sons of Issachar, men who understood the times, with knowledge of what Israel should do, their chiefs were two hundred; and all their kinsmen were at their command.
33 Uit Zebulon, uitgaande in het heir, toegerust ten strijde met alle krijgswapenen, vijftig duizend; en om een slagorde te houden met een onwankelbaar hart;
33 Of Zebulun, there were 50,000 who went out in the army, who could draw up in battle formation with all kinds of weapons of war and helped David with an undivided heart.
37 En van gene zijde van de Jordaan, van de Rubenieten, en Gadieten, en den halven stam van Manasse, met allerlei krijgsgereedschap ten oorlog, honderd en twintigduizend.
37 From the other side of the Jordan, of the Reubenites and the Gadites and of the half-tribe of Manasseh, there were 120,000 with all kinds of weapons of war for the battle.
38 Al deze krijgslieden, die zich in slagorde konden houden, kwamen met een volkomen hart te Hebron, om David koning te maken over gans Israel. En ook was al het overige van Israel een hart, om David tot koning te maken.
38 All these, being men of war who could draw up in battle formation, came to Hebron with a perfect heart to make David king over all Israel; and all the rest also of Israel were of one mind to make David king.
40 En ook de naasten aan hen, tot aan Issaschar, en Zebulon, en Nafthali, brachten brood op ezelen, en op kemelen, en op muildieren, en op runderen, meelspijs, stukken vijgen, en stukken rozijnen, en wijn, en olie, en runderen, en klein vee in menigte; want er was blijdschap in Israel.
40 Moreover those who were near to them, even as far as Issachar and Zebulun and Naphtali, brought food on donkeys, camels, mules and on oxen, great quantities of flour cakes, fig cakes and bunches of raisins, wine, oil, oxen and sheep. There was joy indeed in Israel.
Public domain
New American Standard Bible Copyright ©1960, 1962, 1963, 1968, 1971, 1972, 1973, 1975, 1977, 1995 by The Lockman Foundation, La Habra, Calif. All rights reserved. For Permission to Quote Information visit http://www.lockman.org