1 Kronieken 18:2
Hij sloeg ook de Moabieten, alzo dat de Moabieten Davids knechten werden, brengende geschenken.
Numberi 24:17
Ik zal hem zien, maar nu niet; ik aanschouw Hem, maar niet nabij. Er zal een ster voortkomen uit Jakob, en er zal een scepter uit Israel opkomen; die zal de palen der Moabieten verslaan, en zal al de kinderen van Seth verstoren.
Richteren 3:29-30
En zij sloegen de Moabieten te dier tijd, omtrent tien duizend man, allen vette en allen strijdbare mannen, dat er niet een man ontkwam.
1 Samuël 10:27
Doch de kinderen Belials zeiden: Wat zou ons deze verlossen? en zij verachtten hem, en brachten hem geen geschenk. Doch hij was als doof.
2 Samuël 8:2
Ook sloeg hij de Moabieten, en mat hen met een snoer, doende hen ter aarde nederliggen; en hij mat met twee snoeren om te doden, en met een vol snoer om in het leven te laten. Alzo werden de Moabieten David tot knechten, brengende geschenken.
1 Koningen 10:2
En zij kwam te Jeruzalem, met een zeer zwaar heir, met kemelen, dragende specerijen, en zeer veel gouds, en kostelijk gesteente; en zij kwam tot Salomo, en sprak tot hem al wat in haar hart was.
1 Koningen 10:25
En zij brachten een ieder zijn geschenk, zilveren vaten, en gouden vaten, en klederen, en harnas, en specerijen, paarden en muilezelen, elk ding van jaar tot jaar.
2 Koningen 3:4-5
Mesa nu, de koning der Moabieten, was een veehandelaar, en bracht op aan den koning van Israel honderd duizend lammeren, en honderd duizend rammen met de wol.
Psalmen 60:8
Moab is mijn waspot; op Edom zal ik mijn schoen werpen! juich over mij, o gij Palestina!
Psalmen 68:29-30
Om Uws tempels wil te Jeruzalem, zullen U de koningen geschenk toebrengen.
Psalmen 72:8-10
En hij zal heersen van de zee tot aan de zee, en van de rivier tot aan de einden der aarde.
Jesaja 11:14
Maar zij zullen den Filistijnen op den schouder vliegen tegen het westen, en zij zullen te zamen die van het oosten beroven; aan Edom en Moab zullen zij hun handen slaan, en de kinderen Ammons zullen hun gehoorzaam zijn.
Jesaja 16:1
Zendt de lammeren van den heerser des lands van Sela af, naar de woestijn henen, tot den berg der dochter van Sion.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd