1 Kronieken 28:4
Nu heeft mij de HEERE, de God Israels, verkoren uit mijns vaders ganse huis, dat ik tot koning over Israel wezen zou in eeuwigheid; want Hij heeft Juda tot een voorganger verkoren, en mijns vaders huis in het huis van Juda; en onder de zonen mijns vaders heeft Hij een welgevallen aan mij gehad, dat Hij mij ten koning maakte over gans Israel.
1 Samuël 16:1
Toen zeide de HEERE tot Samuel: Hoe lang draagt gij leed om Saul, dien Ik toch verworpen heb, dat hij geen koning zij over Israel? Vul uw hoorn met olie, en ga heen; Ik zal u zenden tot Isai, den Bethlehemiet; want Ik heb Mij een koning onder zijn zonen uitgezien.
1 Kronieken 5:2
Want Juda werd machtig onder zijn broederen, en die tot een voorganger was, was uit hem; doch de eerstgeboorte was van Jozef.)
1 Samuël 16:6-13
En het geschiedde, toen zij inkwamen, zo zag hij Eliab aan, en dacht: Zekerlijk, is deze voor den HEERE, Zijn gezalfde.
Genesis 49:8-10
Juda! gij zijt het, u zullen uw broeders loven; uw hand zal zijn op den nek uwer vijanden; voor u zullen zich uws vaders zonen nederbuigen.
1 Kronieken 17:23
Nu dan, HEERE, het woord, dat Gij over Uw knecht gesproken hebt, en over zijn huis, dat worde waar tot in eeuwigheid; en doe, gelijk als Gij gesproken hebt.
1 Kronieken 17:27
Nu dan, het heeft U beliefd te zegenen het huis Uws knechts, dat het in eeuwigheid voor Uw aangezicht zij; want Gij, HEERE, hebt het gezegend, en het zal gezegend zijn in eeuwigheid.
1 Samuël 26:1
De Zifieten nu kwamen tot Saul te Gibea, zeggende: Houdt zich David niet verborgen op den heuvel van Hachila, voor aan de wildernis?
2 Samuël 7:8-16
Nu dan, alzo zult gij tot Mijn knecht, tot David, zeggen: Zo zegt de HEERE der heirscharen: Ik heb u genomen van de schaapskooi, van achter de schapen, dat gij een voorganger zoudt zijn over Mijn volk, over Israel.
Psalmen 18:19
En Hij voerde mij uit in de ruimte, Hij rukte mij uit, want Hij had lust aan mij.
Psalmen 60:7
Gilead is mijn, en Manasse is mijn, en Efraim is de sterkte mijns hoofds; Juda is mijn wetgever.
Psalmen 78:68-72
Maar Hij verkoos den stam van Juda, den berg Sion, dien Hij liefhad.
Psalmen 89:16-27
Zij zullen zich den gansen dag verheugen in Uw Naam, en door Uw gerechtigheid verhoogd worden.
Psalmen 108:8
Gilead is mijn, Manasse is mijn, en Efraim is de sterkte mijns hoofds; Juda is mijn wetgever.
Psalmen 147:10-11
Hij heeft geen lust aan de sterkte des paards; Hij heeft geen welgevallen aan de benen des mans.
Hebreeën 7:14
Want het is openbaar, dat onze Heere uit Juda gesproten is; op welken stam Mozes niets gesproken heeft van het priesterschap.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd