1 Samuël 1:14
En Eli zeide tot haar: Hoe lang zult gij u dronken aanstellen? Doe uw wijn van u.
Jozua 22:12-20
Als de kinderen Israels dit hoorden, zo verzamelde de ganse vergadering der kinderen Israels te Silo, dat zij tegen hen optogen met een heir.
Job 8:2
Hoe lang zult gij deze dingen spreken, en de redenen uws monds een geweldige wind zijn?
Job 11:14
Indien er ondeugd in uw hand is, doe die verre weg; en laat het onrecht in uw tenten niet wonen.
Job 22:23
Zo gij u bekeert tot den Almachtige, gij zult gebouwd worden; doe het onrecht verre van uw tenten.
Psalmen 62:3
Hoe lang zult gijlieden kwaad aanstichten tegen een man? Gij allen zult gedood worden; gij zult zijn als een ingebogen wand, een aangestoten muur.
Spreuken 4:24
Doe de verkeerdheid des monds van u weg, en doe de verdraaidheid der lippen verre van u.
Spreuken 6:9
Hoe lang zult gij, luiaard, nederliggen? Wanneer zult gij van uw slaap opstaan?
Mattheüs 7:1-3
Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt.
Efeziërs 4:25
Daarom legt af de leugen, en spreekt de waarheid, een iegelijk met zijn naaste; want wij zijn elkanders leden.
Efeziërs 4:31
Alle bitterheid, en toornigheid, en gramschap, en geroep, en lastering zij van u geweerd, met alle boosheid;
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd