Parallel Verses
Dutch Staten Vertaling
Doch David zeide tot Saul: Wie ben ik, en wat is mijn leven, en mijns vaders huisgezin in Israel, dat ik des konings schoonzoon zou worden?
New American Standard Bible
But David said to Saul, "Who am I, and what is my life or my father's family in Israel, that I should be the king's son-in-law?"
Onderwerpen
Kruisreferenties
1 Samuël 18:23
En de knechten van Saul spraken deze woorden voor de oren van David. Toen zeide David: Is dat licht in ulieder ogen, des konings schoonzoon te worden, daar ik een arm en verachtzaam man ben?
2 Samuël 7:18
Toen ging de koning David in, en bleef voor het aangezicht des HEEREN, en hij zeide: Wie ben ik, Heere HEERE, en wat is mijn huis, dat Gij mij tot hiertoe gebracht hebt?
1 Samuël 9:21
Toen antwoordde Saul, en zeide: Ben ik niet een zoon van Jemini, van de kleinsten der stammen van Israel? en mijn geslacht is het niet het kleinste van al de geslachten van den stam van Benjamin? Waarom spreekt gij mij dan aan met zulke woorden?
Exodus 3:11
Toen zeide Mozes tot God: Wie ben ik, dat ik tot Farao zou gaan; en dat ik de kinderen Israels uit Egypte zou voeren?
Ruth 2:10
Toen viel zij op haar aangezicht, en boog zich ter aarde, en zij zeide tot hem: Waarom heb ik genade gevonden in uw ogen, dat gij mij kent, daar ik een vreemde ben?
Spreuken 15:33
De vreze des HEEREN is de tucht der wijsheid; en de nederigheid gaat voor de eer.
Spreuken 18:12
Voor de verbreking zal des mensen hart zich verheffen; en de nederigheid gaat voor de eer.
Jeremia 1:6
Toen zeide ik: Ach, Heere HEERE! zie, ik kan niet spreken, want ik ben jong.