1 Samuël 25:19
En zij zeide tot haar jongelingen: Trekt heen voor mijn aangezicht; ziet, ik kom achter ulieden; doch haar man Nabal gaf zij het niet te kennen.
Genesis 32:20
En gij zult ook zeggen: Zie, uw knecht Jakob is achter ons! Want hij zeide: Ik zal zijn aangezicht verzoenen met dit geschenk, dat voor mijn aangezicht gaat, en daarna zal ik zijn aangezicht zien; misschien zal hij mijn aangezicht aannemen.
Genesis 32:16
En hij gaf die in de hand zijner knechten, elke kudde bijzonder; en hij zeide tot zijn knechten: Gaat gijlieden door, voor mijn aangezicht, en stelt ruimte tussen kudde en tussen kudde.
Spreuken 31:11-12
Beth. Het hart haars heren vertrouwt op haar, zodat hem geen goed zal ontbreken.
Spreuken 31:27
Tsade. Zij beschouwt de gangen van haar huis; en het brood der luiheid eet zij niet.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd