1 Samuël 25:21

David nu had gezegd: Trouwens ik heb te vergeefs bewaard al wat deze in de woestijn heeft, alzo dat er niets van alles, wat hij heeft, gemist is; en hij heeft mij kwaad voor goed vergolden.

Spreuken 17:13

Die kwaad voor goed vergeldt, het kwaad zal van zijn huis niet wijken.

Genesis 44:4

Zij zijn ter stad uitgegaan; zij waren niet verre gekomen, als Jozef tot dengene, die over zijn huis was, zeide: Maak u op, en jaag die mannen achterna; en als gij hen zult achterhaald hebben, zo zult gij tot hen zeggen: Waarom hebt gij kwaad voor goed vergolden?

1 Samuël 25:13

David dan zeide tot zijn mannen: Een iegelijk gorde zijn zwaard aan. Toen gordde een iegelijk zijn zwaard aan, en David gordde ook zijn zwaard aan; en zij togen op achter David, omtrent vierhonderd man, en daar bleven er tweehonderd bij het gereedschap.

Job 30:8

Zij waren kinderen der dwazen, en kinderen van geen naam; zij waren geslagen uit den lande.

Psalmen 35:12

Zij vergelden mij kwaad voor goed, de beroving mijner ziel.

Psalmen 37:8

He. Laat af van toorn, en verlaat de grimmigheid; ontsteek u niet, immers niet, om kwaad te doen.

Psalmen 38:20

En die kwaad voor goed vergelden, staan mij tegen, omdat ik het goede najaag.

Psalmen 109:3-5

En met hatelijke woorden hebben zij mij omsingeld; ja, zij hebben mij bestreden zonder oorzaak.

Jeremia 18:20

Zal dan kwaad voor goed vergolden worden? want zij hebben mijn ziel een kuil gegraven; gedenk, dat ik voor Uw aangezicht gestaan heb, om goed voor hen te spreken, om Uw grimmigheid van hen af te wenden.

Romeinen 12:21

Wordt van het kwade niet overwonnen, maar overwint het kwade door het goede.

Efeziërs 4:26

Wordt toornig, en zondigt niet; de zon ga niet onder over uw toornigheid;

Efeziërs 4:31

Alle bitterheid, en toornigheid, en gramschap, en geroep, en lastering zij van u geweerd, met alle boosheid;

1 Thessalonicenzen 5:15

Ziet, dat niemand kwaad voor kwaad iemand vergelde; maar jaagt allen tijd het goede na, zo jegens elkander als jegens allen.

1 Petrus 2:20-23

Want wat lof is het, indien gij verdraagt, als gij zondigt, en daarover geslagen wordt? Maar indien gij verdraagt, als gij weldoet, en daarover lijdt, dat is genade bij God.

1 Petrus 3:9

Vergeldt niet kwaad voor kwaad, of schelden voor schelden, maar zegent daarentegen; wetende, dat gij daartoe geroepen zijt, opdat gij zegening zoudt beerven.

1 Petrus 3:17

Want het is beter, dat gij, weldoende, (indien het de wil van God wil) lijdt, dan kwaad doende.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain